HOOGTEVERSTELLING VAN DE VOETSTEUNEN
Draai de schroef op de voetsteunplaat los met een inbussleutel, verwijder de schroef, stel de hoogte van de voetsteun in en draai de schroef weer
vast (fig. 10 en 11). Het is ook mogelijk om de hoogte van de kuitsteun in 3 stappen te verstellen. (Fig. 12).
AFB. 10
AFB. 11
RUGLEUNING HOEKVERSTELLING
De verzorger moet de hoek van de rugleuning aanpassen aan de fysieke toestand van de rolstoelgebruiker met behulp van de rode hendels bij
de handgrepen. (Fig. 13 en Fig. 14)
AFB. 13
AFB. 14
Tafel monteren en demonteren
Zodra de rolstoel is uitgeklapt, bevestigt u de tafelhouders op de buizen aan weerszijden van het frame. Draai de schroeven niet vast; schroef de
twee buizen in de corresponderende gaten in de tafel. (Afb. 15)
Schuif de tafel vervolgens in het slotgat en draai de schroeven maximaal aan. Bij het optillen moet de tafel omhoog worden getrokken en
opgetild. (Afb. 16)
AFB. 15
AFB. 16
Gebruiksaanwijzing rem
De remmen moeten elke keer dat je in of uit de rolstoel stapt worden gebruikt. Houd de remhendel vast en beweeg deze naar voren
(ontgrendelen) of naar achteren (vergrendelen). Eenmaal vergrendeld kunt u in en uit de rolstoel stappen.
OPMERKING: Gebruik de rem niet wanneer u een heuvel afrijdt, omdat dit het risico op kantelen met zich meebrengt. Houd bij gebruik van de
handrem de remhendel met beide handen vast en trek de handgreep aan om de remkracht aan te passen of de snelheid van de rolstoel te
regelen.
OPMERKING: De rolstoel is ook uitgerust met remmen voor de verzorger.
Snel inklapbare rugleuning
Met de terugklapfunctie kan de rolstoel in smalle ruimtes worden opgeborgen. Druk met beide handen op de handgreep en kantel vervolgens
de duwhandvatten van de rolstoel om deze in te klappen. Duw bij het openen van de rolstoel de handgrepen omhoog totdat ze vergrendelen.
PROBLEEMOPLOSSING
Probleem
Controle en probleemoplossing
•
De staat van de wielen moet worden gecontroleerd.
1. rolstoel verandert van
•
Controleer de hoek van de zwenkwielbeugel
rijrichting
•
Controleer of de achterwielen zich op gelijke afstand van het
naar rechts of naar links
stoelframe bevinden.
•
2. Verminderde draai- of
Controleer of de bouten en moeren goed vastzitten.
rijsnelheid
•
Controleer of het wiel normaal draait
•
3.Wielproblemen -
Controleer of de bouten en moeren goed vastzitten.
wiebelen
•
Controleer de hoek van de zwenkwielbeugel.
4.Krakende en andere
- Controleer of de bouten en moeren goed vastzitten.
storende geluiden
Controleer het wiel op roest of andere defecten.
5. gaten in rolstoelen
- Controleer of de bouten en moeren goed vastzitten.
IU_AT52315
AFB. 12