4. Bedrijfsgereed maken
Instellamp plaatsen (zie punt 12). Controleer of
de flitsbuis correct in de flitser geplaatst is.
Netkabel aansluiten in bus (8) aan de onderzij-
de van de flitser. Het apparaat d.m.v. de rode
hoofdschakelaar (6) aanzetten. De rode LED
boven de hoofdschakelaar licht op.
Tijdens het laden van de flitser brandt de LED
(15) zwak, brandt de LED (15) permanent fel
dan is de flitser geladen.
Functies van LED (15):
brandt zwak:
flitser wordt geladen
brandt niet:
ontladen (van hoger naar
lager vermogen) of de ther-
mostaat is automatisch
ingeschakeld (punt 14)
brandt fel,
eerst kortstondig: flitser is flitsgereed
5. Netaansluiting
De flitsers worden van fabriekswege op 220 -
240 V / 50 - 60 Hz. of 110 - 130 V / 50 - 60 Hz.
wisselspanning ingesteld. Voor gebruik con-
troleren of de netspanning overeenkomt
met de gegevens op het typeplaatje (17).
6. Het inschakelen van het instellicht
Na het omschakelen van de hoofdschakelaar
(6) kan het halogeen instellicht met de donker
grijs schakelaar (7) ingeschakeld worden. De
LED boven schakelaar (7) gaat branden. De
lichtsterkte van het instellicht is proportioneel
aan het ingestelde flitsvermogen.
Profilux – flitser met 220 - 240 V:
De Profilux 200 is standaard voorzien van een
75 W. instellamp, de Profilux 400 van en 150
W. en de Profilux 600 standaard van een 250
W. instellamp.
Binnen de Profilux serie kunnen de halogeen
lampen zonder technische aanpassingen
gewijzigd worden. Op speciaal verzoek is
ook een 250 W. halogeenlamp leverbaar die
in alle drie de modellen geplaatst kan wor-
den. Ook deze halogeenlamp behoeft geen
aanpassing van de zekering en heeft 2000
branduren.
Profilux – flitser met 110 - 130 V:
Alle 110 / 130 V. flitsers zijn uitgerust met een
halogeenlamp 120 V / 200 W, lampvoet GX6,35.
Deze halogeenlamp vereist een eigen zekering
F 2 A, die in het voorste gedeelte van het appa-
raat onder-gebracht is (24) zo ook het pyrex-
22
beschermglas (25). Wisselen van het
beschermglas zie punt 15.
7. Vermogensregeling
Met draaiknop (4) wordt het flitsvermogen van
ca. 12,5% tot 100% traploos ingesteld (4
diafrag mawaarden zijn instelbaar).
Flits- en halogeeninstellicht worden in een vas-
te verhouding tot elkaar ingesteld (proportio-
neel).
Bij het instellen van een hogere naar een lagere
lichtopbrengst wordt de overtollige energie
binnen het apparaat direct en veilig afgebouwd,
LED (15) brandt gedurende deze tijd NIET.
8. 100% instellicht
Met schakelaar (12) kan het halogeeninstellicht
onafhankelijk van de ingestelde waarde (knop
4) op de volle (100%) lichtopbrengst ingesteld
worden. De LED boven schakelaar (12) brandt
rod.
9. Optische- en akoestische flitscontrole
De flitser beschikt over een optische of akoes-
tische flitscontrole, die d.m.v. schakelaar (13)
om te schakelen is.
Als deze ingeschakeld is (LED brandt) gaat het
instellicht na de flits gedurende een korte tijd
uit, als controle of alle flitsers geflitst hebben.
Zodra de flitser weer is opgeladen gaat het
instellicht weer branden.
Bij gebruik van meerdere flitsers is zo gemak-
kelijk vast te stellen of alle flitsers meegeflitst
hebben.
Bij uitschakeling (LED brandt NIET) is een kort
signaal hoorbaar als de flitser weer opgeladen
is.
10. Flitssynchronisatie
Synchronisatiekabel in bus (17) aan de onder-
zijde van de flitser steken en met de camera
verbinden. Meerdere flitsers worden door mid-
del van de fotocel (3) automatisch draadloos
ontstoken. Deze fotocel is ook infrarood gevoe-
lig.
11. Wisselen van de reflectoren
De verschillende reflectoren worden d.m.v.
een bajonet-vatting op de flitser gemonteerd.
Met handel (1) kan de reflector in de bajonet
(23) vergrendeld worden. jonet-vatting op de
flitser gemonteerd. Met handel (1) kan de
reflector in de bajonet (23) vergrendeld wor-
den.