Atlantic PECS 200 Serie Instrucciones De Uso página 67

8. CORROSIEBESCHERMING
De geëmailleerde ketel is standaard uitgerust met een magnesium-staafanode. De magnesium-staafanode wordt opgebruikt en
moet daarom elke 2 jaar gecontroleerd (zie DIN 4753) worden en bij overeenkomstig verbruik (2/3 van het materiaal) worden ver-
vangen. De afbraakproducten van de magnesiumanode kunnen zich als waterinhoudsstof op de bodem van het reservoir afzetten
en ook bij waterafname uit het reservoir worden gespoeld. Voor een correcte werking van de anodes is een minimale geleiding van
het water van 150 μs noodzakelijk.
Bij het uitbreiden met een zwerfstroomanode moet er altijd op gelet worden, dat alle in het reservoir ingebouwde magnesium-
staafanodes (bijv. bij inbouwverwarming) worden verwijderd, om een storing en defect van de zwerfstroomanode te voorkomen.
Voor details over het onderhoud van de anode, zie punt 12, alinea c.
De zwerfstroomanode heeft een praktisch onbegrensde levensduur. Zijn functie moet regelmatig via de controlelamp worden ge-
controleerd. Deze geeft twee bedrijfstoestanden aan:
groen: alles in orde
rood knipperend: Functiestoring, klantenservice bellen!
De aansluitkabels van de zwerfstroomanode mogen in geen geval verlengd of doorgesneden worden, omdat dit anders tot een
mogelijke ompoling resp. storing van de anode kan leiden. Verder moet er gecontroleerd worden dat er een duurzame stroomvoe-
ding gegarandeerd is.
9. TEMPERATUURAANDUIDING, TEMPERATUURREGELING VOOR LAADPOMP
Bij de montage van externe regelingen moet gegarandeerd zijn dat de keteltemperatuur in het praktische bedrijf niet hoger komt
dan 95 °C.
10. EERSTE INGEBRUIKNAME
De ruimte waarin het apparaat wordt gebruikt, moet vorstvrij zijn.
De eerste ingebruikname en verwarming moeten door een vakman worden gecontroleerd.
Voor de eerste ingebruikname en aansluiting op het elektriciteitsnet van de installatie moet het reservoir met water worden gevuld.
Bij de eerste vulling moet de uitloopklep op de armatuur worden geopend. Het warmwaterreservoir is volledig gevuld als het water
lucht vrij uit de uitloopbuis van de armatuur loopt. Alle aansluitingen, ook die af fabriek zijn aangesloten (flens, anode-mof,...),
moeten bij de ingebruikname op dichtheid worden gecontroleerd. Daarna de buizen op eventuele lekkage controleren en deze
eventueel verhelpen. Zoals in punt 2 is vermeld, moet de werking van de veiligheidsgroep en de kleppen tussen de koudwatertoevo-
er en het warmwaterreservoir worden gecontroleerd. Na controle van de elektrische zekeringen (vermogensbeveiligingsschakelaar)
moet de thermostaatknop bij elektrische staande boilers en liggende boilers op naar de gewenste temperatuurinstelling worden
gedraaid en de correcte temperatuuruitschakeling moet worden gecontroleerd.
Na de uitgevoerde verwarming moet de ingestelde temperatuur, de werkelijke temperatuur van het uitgenomen water en de
eventueel gemonteerde temperatuuraanduiding bij benadering (na aftrek van de schakelhysterese en het vermogensverlies)
overeenstemmen.
Als het water in het reservoir wordt verwarmd, veranderd dit volume.
Tijdens het verwarmingsproces moet het expansiewater, dat in de binnenketel ontstaat, uit de veiligheidsklep druppelen. Het drup-
pelen is nodig voor de functie en mag niet door verder vastdraaien van de klep worden voorkomen.
Het automatisch uitschakelen van de installatie van eventueel gemonteerde elektrische verwarmingselementen resp. de verwar-
mingsketel moet worden gecontroleerd.
Opgelet: De afvoerbuis voor warm water, evenals de onderdelen van de veiligheidsarmatuur kunnen heet worden.
Id.Nr. 251571-0
67