Veiligheidsinstructies
Veiligheidsinstructies voor de
bediening
– Het apparaat met de werkinstallaties
moet voor gebruik gecontroleerd wor-
den op deugdelijkheid en bedrijfsveilig-
heid. Indien zij niet in goede staat ver-
keren, mag u de apparatuur niet gebrui-
ken.
– Bij gebruik van het apparaat in gevaar-
lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-
tions) moeten de overeenkomstige vei-
ligheidsvoorschriften in acht genomen
worden. Niet gebruiken in ruimtes met
ontploffingsgevaar.
– Degene die het apparaat bedient dient
het te gebruiken volgens de voorschrif-
ten. Deze dient rekening te houden met
de plaatselijke omstandigheden en bij
het werken met het apparaat te letten
op derden, speciaal op kinderen.
– Voor de aanvang van de werkzaamhe-
den moet de bediener zich ervan verge-
wissen dat alle veiligheidsinrichtingen
volgens de voorschriften zijn aange-
bracht en functioneren.
– De bediener van het apparaat is verant-
woordelijk voor ongevallen met andere
personen of hun eigendom.
– Erop letten dat de bediener nauw aan-
sluitende kledij draagt. Stevig schoeisel
dragen en losse kledij vermijden.
– Voor het starten de onmiddellijke om-
geving van het apparaat controleren
(bv. kinderen). Letten op voldoende
zichtbaarheid!
– Om onbevoegd gebruik van het appa-
raat te voorkomen, dient men de con-
tactsleutel te verwijderen.
– Het apparaat dient bij het verlaten te
worden geborgd tegen onbedoelde be-
wegingen.
– Het apparaat mag alleen door perso-
nen worden gebruikt die voor de om-
gang ermee zijn opgeleid of hun vaar-
digheden in het bedienen hebben aan-
getoond en uitdrukkelijk de opdracht
hebben gekregen voor het gebruik.
– Dit apparaat mag niet worden gebruikt
door personen (inclusief kinderen) met
een lichamelijke, sensorische, verstan-
delijke of mentale beperking of een ge-
brek aan ervaring en kennis.
– Over kinderen dient toezicht te worden
gehouden, om te waarborgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
46
Veiligheidsinstructies voor de
rijmodus
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
– Er mogen enkel hellingen en dalingen
in rijrichting tot 12% bereden worden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
– Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
– Dwars op de rijrichting alleen hellingen
tot maximaal 12% nemen.
De rijsnelheid moet aan de omstandighe-
den van dat moment aangepast worden.
Veiligheidsinstructies over het
transport van het apparaat
– Neem bij het transport het gewicht van
het apparaat in acht.
– Klem voor het transport van het appa-
raat de batterij af en zet het apparaat
veilig vast.
Veiligheidsinstructies voor
batterijgedreven apparaten
Instructie: Alleen als u de door Kärcher
aanbevolen batterijen en oplaadapparaten
gebruikt, kunt u garantie inroepen.
– De gebruiksinstructies van de fabrikant
van de batterij en van het oplaadappa-
raat moeten in elk geval nageleefd wor-
den. Neem de aanbevelingen van de
wetgever betreffende de omgang met
batterijen in acht.
– Batterijen nooit in ontladen toestand la-
ten staan, maar zo snel mogelijk op-
nieuw opladen.
– Ter voorkoming van lekstroom de batte-
rijen steeds proper en droog houden.
Beschermen tegen verontreiniging bij-
voorbeeld door metaalstof.
– Geen werktuig e.d. op de batterij leg-
gen. Gevaar van kortsluiting en explo-
sie.
– Gebruik altijd 2 batterijen van hetzelfde
type!
– In geen geval in de omgeving van een
batterij of in een batterijlaadruimte wer-
ken met open vlammen, vonken vor-
men of roken. Explosiegevaar.
– Gebruik enkel batterijen met poolafdek-
king. Vervang de poolafdekking in ge-
val van verlies.
– Hete onderdelen, zoals de aandrijfmo-
tor, niet aanraken (gevaar voor brand-
wonden).
– Wees voorzichtig bij het hanteren van
batterijzuur. Volg de betreffende veilig-
heidsvoorschriften op!
– Verbruikte batterijen moeten volgens
de Europese richtlijn 91/ 157 EWG op
milieuvriendelijke wijze verwijderd wor-
den.
2
-
NL
Veiligheidsinstructies over
verzorging en onderhoud
– Voor reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden van het apparaat, het ver-
vangen van onderdelen of het ombou-
wen voor een andere functie moet het
apparaat uitgeschakeld en de contacts-
leutel verwijderd worden.
– Bij werkzaamheden aan de elektrische
installatie moet de batterij afgeklemd
worden.
– Het schoonmaken van het apparaat
mag niet met een waterslang of hoge-
drukstraal gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
– Reparaties mogen uitsluitend door
goedgekeurde
klantenservicewerk-
plaatsen of door vaklui voor dit gebied
worden uitgevoerd die met de betref-
fende
veiligheidsvoorschriften
trouwd zijn.
– Veiligheidscontrole volgens de plaatse-
lijk geldige voorschriften voor van
plaats veranderlijke, industrieel benutte
apparaten opvolgen.
– Werkzaamheden aan het apparaat al-
tijd met geschikte handschoenen uit-
voeren.
ver-