NL
Bovendien mogen de aangesloten leidingen geen
knikken of tegenhellingen vertonen.
Raadpleeg ook de afbeeldingen in het aanhangsel
aan het einde van deze handleiding. De cijfers en
andere gegevens die hierna tussen haakjes worden
vermeld, verwijzen naar deze afbeeldingen.
5.2. INSTALLATIE VAN DE AANZUIGLEIDING
De ingang van de aanzuigleiding moet van
een terugslagventiel met aanzuigfilter zijn
voorzien.
Het is verplicht om een controleventiel tussen
de zuigleiding en de inlaat van de pomp te
installeren.
Deze terugslagklep voorkomt terugdruk in de
zuigleiding.
Deze klep voorkomt dat lekkage van de
zuigleiding zorgt voor een continue werking van
de pomp.
Gebruik een aanzuigleiding (1) die dezelfde diameter
heeft als de zuigaansluiting (6) van de pomp. Bij
een aanzuighoogte (HA) van meer dan 4 m is het
evenwel raadzaam om een 25 % grotere diameter te
gebruiken - met overeenkomstige verloopstukken bij
de aansluitingen.
De ingang van de aanzuigleiding moet van een
terugslagventiel (3) met aanzuigfilter (2) zijn voorzien.
De filter biedt bescherming tegen grotere vuildeeltjes
in het water, die de pomp of het leidingsysteem
zouden
kunnen
Het
terugslagventiel
van de druk na het uitschakelen van de pomp.
Bovendien vereenvoudigt het de ontluchting van
de aanzuigleiding door het bijvullen van water. Het
terugslagventiel met aanzuigfilter - dus de ingang
van de aanzuigleiding - moet zich tenminste 0,3 m
onder het oppervlak van de te verpompen vloeistof
bevinden (HI). Zo kan worden voorkomen dat lucht
wordt aangezogen. Zorg voor voldoende afstand
tussen aanzuigleiding en de bodem of oevers van
beken, rivieren, vijvers etc. om het aanzuigen van
stenen, planten etc. te voorkomen.
5.3. INSTALLATIE VAN DE DRUKLEIDING
De drukleiding (4) brengt de te verpompen
vloeistof van de pomp naar het aftappunt. Om
stromingsverliezen te voorkomen, is het raadzaam
een drukleiding te gebruiken, die tenminste dezelfde
diameter heeft als de drukaansluiting (7) van de
pomp.
5.4. VASTE INSTALLATIE
Als u kiest voor een vaste installatie, zorg er
dan voor dat de stekker altijd goed
toegankelijk en zichtbaar is.
Bevestig de pomp op een geschikte, stevige
ondergrond, als u deze vast wilt installeren.
Om trillingen te verminderen, is het raadzaam
vibratiedempend materiaal - bijvoorbeeld een
verstoppen
of
beschadigen.
voorkomt
het
afnemen
rubberlaag - tussen pomp en ondergrond aan te
brengen (16).
5.5. GEBRUIK VAN DE POMP BIJ TUINVIJVERS
EN GELIJKAARDIGE PLAATSEN
Het gebruik van de pomp bij tuinvijvers en
gelijkaardige plaatsen is principieel alleen
toegestaan, wanneer er geen personen in
contact komen met het water.
Het gebruik van de pomp als recyclagepomp
of als gesloten circuitpomp is verboden.
Voor
het
gebruik
gelijkaardige plaatsen moet de pomp via een
aardlekschakelaar (FI-schakelaar) met een nominale
lekstroom ≤ 30 mA worden aangedreven. Vraag bij
uw elektrospeciaalzaak na of uw installatie aan deze
voorwaarden voldoet.
Het gebruik op soortgelijke locaties is uitsluitend
toegestaan als de pomp stabiel en beveiligd tegen
overstromend water op een minimumafstand van
twee meter van de waterrand is opgesteld en door
een stabiele houder wordt voorkomen dat de pomp
in het water kan vallen. Het toestel dient hiertoe
d.m.v. de hiervoor bedoelde bevestigingspunten met
schroeven aan de ondergrond te worden bevestigd
(zie hoofdstuk „Vaste installatie").
6. ELEKTRISCHE AANSLUITING
• Het toestel beschikt over een netsnoer met stekker.
Om gevaren te voorkomen, mogen het netsnoer
en de stekker uitsluitend door een vakman worden
vervangen. Draag de pomp nooit aan het netsnoer
en gebruik het snoer niet om de stekker uit het
stopcontact te trekken. Bescherm de stekker en
het netsnoer tegen hitte, olie en scherpe randen.
• De gebruikte netspanning moet met de in de
technische
gegevens
overeenstemmen. De persoon die verantwoordelijk
is voor de installatie moet verzekeren, dat de
elektrische aansluiting beschikt over een aarding
die beantwoordt aan de norm.
• De elektrische aansluiting moet van een gevoelige
aardlekschakelaar (FI-schakelaar) zijn voorzien :
Δ = 30 mA.
• Gebruik alleen een verlengkabel waarvan de
doorsnede (3 x 1,0 mm²) en rubberommanteling
minimaal
overeenkomt
aansluitleiding
(zie
"Technische
kabeluitvoering) en voorzien is van de markeringen
volgens VDE. Netstekkers en koppelingen moeten
spatwaterdicht zijn.
bij
tuinvijvers
of
aangegeven
waarden
met
die
van
de
gegevens",