Apparaat aanpassen aan ondergrond
1. Ervoor zorgen dat het apparaat uitgeschakeld is.
6
Apparaat aanpassen aan ondergrond
2. Borstels afhankelijk van de ondergrond aanbrengen of verwijderen:
–
Als harde vloeren gereinigd moeten worden, ronde borstels aanbrengen (zie afbeelding).
–
Als laagpolige tapijten gereinigd moeten worden, borstels verwijderen (zie afbeelding).
3. Alle 3 valsensoren tegelijkertijd in dezelfde stand brengen.
–
Bij lichte vloeren en vlakke niveaus stand 0 tot 1.
–
Bij donkere vloeren en hogere niveaus stand 2 tot 3.
TIP: Als de robot continu achteruit rijdt op donkere vloeren, instelling "3" selecteren.
59