Toerentalinstelwiel
Het toerental van het gereedschap kan worden inge-
steld door het instelwiel te draaien. Het toerental van
het zaagblad neemt toe naarmate het cijfer op het
toerentalinstelwiel hoger is.
► Fig.20: 1. Toerentalinstelwiel
Raadpleeg de tabel om het juiste toerental te kiezen
voor het werkstuk dat u wilt zagen. Het juiste toerental
is echter ook afhankelijk van de soort en de dikte van
het werkstuk. Over het algemeen kunt u met een hoger
toerental een werkstuk sneller zagen, maar gaat de
levensduur van het zaagblad achteruit.
Cijfer
1
2
3
4
5
LET OP:
Het toerentalinstelwiel is niet
bedoeld om het gebruik van lagesnelheidszaag-
bladen mogelijk te maken, maar voor het instel-
len van een toerental dat geschikt is voor het
materiaal van het werkstuk. Gebruik uitsluitend
zaagbladen die bedoeld zijn voor toerentallen van
ten minste het maximale nullasttoerental, zoals
vermeld in de TECHNISCHE GEGEVENS.
KENNISGEVING:
Het toerentalinstelwiel kan
slechts tot cijfer 5 worden gedraaid en weer wor-
den teruggedraaid tot cijfer 1. Probeer niet om het
toerentalinstelwiel voorbij cijfer 5 of verder terug
dan cijfer 1 te draaien, anders kan de toerentalre-
geling defect raken.
Elektronische functie
Een gereedschap met elektronische aansturing is
dankzij de volgende eigenschappen gemakkelijk te
bedienen.
Overbelastingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap overbelast raakt en de
stroomsterkte een bepaalde waarde overschrijdt,
stopt het gereedschap automatisch om de motor te
beveiligen.
Constant-toerentalregeling
Elektronische toerentalregeling voor het aanhouden
van een constant toerental. Maakt een onberispelijke
afwerking mogelijk omdat het toerental zelfs onder
belasting constant blijft.
Zachte-startfunctie
Maakt een zachte start mogelijk door onderdrukking
van de startschok.
Toerental van het zaagblad
-1
(min
)
-1
2.500 min
-1
2.900 min
-1
3.900 min
-1
4.900 min
-1
6.300 min
MONTAGE
LET OP:
Zorg altijd dat het gereedschap is
uitgeschakeld en de accu ervan is verwijderd
alvorens enig werk aan het gereedschap uit te
voeren.
Opbergen van de inbussleutel
Wanneer u de inbussleutel niet gebruikt, bergt u deze
op de plaats aangegeven in de afbeelding op, om te
voorkomen dat deze wordt verloren.
► Fig.21: 1. Inbussleutel
Het cirkelzaagblad aanbrengen en
verwijderen
LET OP:
Verzeker u ervan dat het cirkelzaag-
blad zodanig wordt aangebracht dat de tanden
aan de voorkant van het gereedschap omhoog
wijzen.
LET OP:
Gebruik uitsluitend de Makita-
inbussleutel voor het aanbrengen en verwijderen
van het cirkelzaagblad.
Om het cirkelzaagblad te verwijderen:
1.
Druk de uit-vergrendelknop in en breng de hand-
greep iets omlaag. Draai de vergrendelhendel en breng
de handgreep omlaag totdat de borgpen in het gat past.
► Fig.22: 1. Uit-vergrendelknop 2. Vergrendelhendel
3. Borgpen 4. Gat voor borgpen
2.
Druk de asvergrendeling volledig in zodat het
zaagblad niet kan draaien en draai de inbusbout met de
inbussleutel tegen de klok in los.
► Fig.23: 1. Asvergrendeling 2. Inbussleutel
3. Vastdraaien 4. Losdraaien
3.
Verwijder de inbusbout, de buitenflens en het
cirkelzaagblad.
► Fig.24: 1. Inbusbout 2. Buitenflens 3. Binnenflens
4. Cirkelzaagblad
WAARSCHUWING:
verwijderd, moet deze weer op de as worden
aangebracht. Kies bij het aanbrengen de correcte
zijde waarvan het uitsteeksel perfect past in het
middengat van het zaagblad. Als u het zaagblad
op de verkeerde kant van de binnenflens aanbrengt,
kunnen gevaarlijke trillingen het gevolg zijn.
Om het cirkelzaagblad aan te brengen, volgt u de ver-
wijderingsprocedure in omgekeerde volgorde. Druk de
uit-vergrendelknop zodat de borgpen uit het gat komt.
WAARSCHUWING:
DE INBUSBOUT STEVIG VASTDRAAIT. Wees ook
voorzichtig de bout niet te strak aan te draaien.
Als u met uw hand van de inbussleutel af glijdt,
kan persoonlijk letsel ontstaan.
71 NEDERLANDS
Als de binnenflens werd
ZORG ERVOOR DAT U