BLUETOOTH
Dit systeem paren
met een BLUETOOTH-
apparaat
Paren is een bediening waarmee
BLUETOOTH-apparaten zich van
tevoren bij elkaar registreren. Wanneer
een paringsbediening eenmaal is
uitgevoerd, hoeft dit niet opnieuw te
worden gedaan.
Als uw apparaat een NFC-compatibele
smartphone is, is de handmatige
paringsprocedure niet noodzakelijk.
(Zie "One-touch BLUETOOTH-
verbinding met NFC" (pagina 11).)
1
Plaats het
BLUETOOTH-apparaat binnen
een afstand van 1 meter van
het systeem.
2
Selecteer de
BLUETOOTH-functie.
Druk op om het systeem in
te schakelen.
Druk herhaaldelijk op
FUNCTION
PAIRING tot het
(BLUETOOTH)-lampje op het
apparaat langzaam knippert.
Tips
• Wanneer er geen paringsinformatie
over het systeem is (bijvoorbeeld
wanneer u de BLUETOOTH-functie
voor het eerst na aanschaf gebruikt),
knippert het
(BLUETOOTH)-lampje
snel en roept het systeem automatisch
de paringsfunctie op. Ga in dat geval
verder met stap 4.
• Als de BLUETOOTH-verbinding tot
stand is gebracht, verbreekt u de
BLUETOOTH-verbinding (pagina 11).
3
Houd FUNCTION
gedurende langer dan
3 seconden ingedrukt.
Het
(BLUETOOTH)-lampje
knippert snel.
4
Voer de paringsprocedure uit
op het BLUETOOTH-apparaat.
Voor meer informatie, raadpleegt
u de gebruiksaanwijzing van uw
BLUETOOTH-apparaat.
5
Selecteer "GTK-XB5"
afgebeeld op het display van
het BLUETOOTH-apparaat.
Opmerking
Als een wachtwoord gevraagd wordt
door het BLUETOOTH-apparaat, voert
u "0000" in. "Wachtwoord" kan ook
worden genoemd "Sleutel", "PIN-code",
"PIN-nummer" of "Toegangscode".
PAIRING
9
NL