18 Flitssynchronisatie
18.1 Normale synchronisatie
Bij de normale synchronisatie wordt de flits aan het begin van de belichting ont-
stoken (synchronisatie bij het opengaan van de sluiter). De normale synchroni-
satie is de standaardfunctie die dan ook door alle camera's wordt ondersteund.
Voor de meeste flitsopnamen is dit de meest geschikte
synchronisatie. De camera wordt, afhankelijk van de
er op ingestelde functie naar de flitssynchronisatietijd
omgeschakeld. Gebruikelijk zijn tijden tussen 1/30 s.
en 1/125 s. (zie de gebruiksaanwijzing van uw
camera). Op de flitser hoeft voor deze functie niets
voor te worden ingesteld en vindt er ook geen aandui-
ding plaats.
18.2 Synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (REAR-functie)
Sommige camera's bieden de mogelijkheid de flits te synchroniseren bij het
dichtgaan van de sluiter (REAR-functie). Daarbij wordt de flits pas aan het einde
van de belichting ontstoken. Daarbij wordt de flits aan het einde van de belich-
tingstijd ontstoken, onmiddellijk vóór de sluiter begint dicht te gaan. Dit is voo-
ral een voordeel bij opnamen met langere belichtingstijden (langer dan bijv.
1/30 seconde) en bewegende onderwerpen met een eigen lichtbron, omdat
dan de bewegende
lichtbronnen een lichtstaart achter zich laten, in plaats
van dat deze zich vóór het onderwerp opbouwt. Met
het synchroniseren bij het dichtgaan van de sluiter
krijgt u bij bewegende lichtbronnen een 'natuurlijker'
van de opnamesituatie! Afhankelijk van de erop inge-
stelde functie stelt de camera langere belichtingstijden
dan zijn flitssynchronisatietijd in.
Bij sommige camera's is in bepaalde functies (bijv. bepaalde Vari-, c.q. onder-
werpsprogramma's of bij Red-Eye-Reduction) de REAR-functie niet mogelijk. De
REAR-functie kan dan niet worden gekozen, c.q. de REAR-functie wordt auto-
matisch gedeactiveerd of gewoon niet uitgevoerd. Zie hiervoor de gebruiksaan-
wijzing van uw camera.
Bij camera's uit de groepen A, C, D en E moet ede instelling op de
camera plaatsvinden (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera)!
Gebruik bij lange belichtingstijden een statief om bewegen van de
camera tijdens het opnemen te vermijden!
18.3 Synchronisatie bij lange belichtingstijden (SLOW)
Met een lange belichtingstijd (SLOW) komt bij schemerlicht de achtergrond
beter uit. Dit wordt bereikt doordat de camera de belichtingstijd automatisch
daaraan aanpast. De camera stuurt dan belichtingstijden die langer zijn dan de
flitssynchronisatietijd aan (bijv. belichtingstijden tot 30 s.). Bij enkele camera's
wordt de synchronisatie bij lange belichtingstijden in bepaalde camerapro-
gramma's (bijv. nachtopname-programma enz.) automatisch geactiveerd, c.q.
kan op de camera worden ingesteld (zie de gebruiksaanwijzing van uw
camera). Op de flitser hoeft er niets voor te worden ingesteld en vindt er ook
geen aanduiding plaats.
De instelling voor de synchronisatie bij lange belichtingstijden SLOW
moet op de camera worden gedaan (zie de gebruiksaanwijzing van uw
camera)! Gebruik bij lange belichtingstijden een statief om bewegen van
de camera tijdens het opnemen te vermijden!
18.4 Automatische FP-synchronisatie bij korte belichtingstijden
Sommige camera's uit groep E (bijv. D2Hs en D200) ondersteunen de automati-
sche FP-synchronisatie bij korte belichtingstijden (zie de gebruiksaanwijzing van
uw camera). Met deze flitsfunctie is het mogelijk, ook bij kortere belichtingstij-
den dan de flitssynchronisatietijd een flitser te gebruiken. Interessant is deze
functie bijv. bij portretopnamen in een zeer heldere omgeving, als door een
wijd geopend diafragma (bijv. F 2,0) de scherptediepte beperkt moet worden!
De flitser ondersteunt de synchronisatie bij korte belichtingstijden in de functies
i-TTL, i-TTL-BL en M.
Natuurkundig bepaald, wordt door de FP-synchronisatie echter het richtgetal en
daarmee de reikwijdte van het flitslicht flink beperkt! Let daarom op de aandui-
ding van de reikwijdte in het LC-display van de flitser! De FP-synchronisatie
wordt automatisch uitgevoerd als op de camera met de hand, dan wel automa-
tisch door het belichtingsmeetsysteem, een kortere tijd dan de flitssynchronisatie-
tijd ingesteld is.
103