13.4 Geheugen van de meetwaarde FE
Sommige camera's beschikken over een
geheugen vooreen flitsbelichtingsmeting
(FE= Flash exposure). Dit wordt door de flit-
ser in de flitsfunctie ETTL ondersteund.
Hiermee kan, voorafgaand aan de eigenlijke
belichting, reeds de dosering voor de navol-
gende opname worden vastgelegd. Dit is
bijvoorbeeld vooral zinvol als de flitsbelich-
ting afgestemd moet worden op de reflectie
van een bepaalde uitsnede van het onder-
werp die niet absoluut identiek hoeft te zijn
aan het gehele onderwerp.
x
Het activeren van deze functie moet op de
camera gebeuren. Richt het meetveld van de
AF-sensor op het onderwerpsdetail waarop
de flitsbelichting moet worden afgestemd en
stel scherp. Door te drukken op de FE-toets
op de camera (de aanduiding varieert van
type camera tot type camera; zie de gebruik-
saanwijzing van de camera) zendt de flitser
een FE-proefflits uit.
In de zoeker van de camera ziet u dan een
aanduiding voor de opgeslagen meetwaarde
, bijv. 'EL'. Met behulp van het gereflecteerde
licht van de testflits legt de camera de het
vermogen vast waarmee de dan volgende
flitsbelichting plaats moet vinden. Op het
eigenlijke hoofdonderwerp kan dan met het
AF-sensormeetveld van de camera worden
scherpgesteld. Nadat u op de ontspanknop
van de camera hebt gedrukt wordt de opna-
me met de eerder bepaalde hoeveelheid
flitslicht gemaakt!
150
In het groene, volautomatische programma
en in de vari-, c.q. onderwerpsprogramma's
wordt het geheugen voor de flitsbelichting
niet ondersteund! Zie voor nadere aanwijzin-
gen betreffende het instellen en het hanteren
de gebruiksaanwijzing van uw camera!
14 Flitssynchronisatie
14.1 Automatische sturing naar de flits-
synchronisatietijd
Afhankelijk van de camera en de daarop
ingestelde camerafunctie wordt, zodra de flit-
ser opgeladen is de belichtingstijd omge-
schakeld naar de flitssynchronisatietijd (zie
de gebruiksaanwijzing van de camera).
Kortere tijden dan de flitssynchronisatietijd
kunnen niet worden ingesteld, c.q. worden
naar de flitssynchronisatietijd omgescha-
keld. Sommige camera's hebben een syn-
chronisatiebereik van bijv. 1/60s tot 1/250s.
(zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Welke synchronisatietijd de camera dan
instelt hangt af van de er op ingestelde
functie, van de helderheid van de omgeving
en van de brandpuntsafstand van het
gebruikte objectief.
Langere belichtingstijden dan de flitssyn-
chronisatietijd kunnen, afhankelijk van de
camerafunctie en gekozen flitssynchronisatie
wel worden gebruikt.
Bij camera's met een centraalsluiter is er
geen flitssynchronisatietijd en bij de syn-
chronisatie op korte belichtingstijden (zie