of de afstand naar het reflecterende vlak, c.q. het onderwerp verkleinen en
de proefflits herhalen.
De op deze wijze verkregen diafragmawaarde moet u ook op de camera
instellen.
Houd bij de proefflits de flitser en de sensor
re opname.
Deze mogelijkheid kan ook bij de TTL-flitsfunctie worden toegepast, zonder
dat een proefflits moet worden ontstoken. Zet de flitser in de automatisch-flit-
senfunctie en bepaal, op de manier die hierboven werd beschreven de pas-
sende diafragmawaarde, stel die op de camera in, waarna u de flitser weer
in de TTL-flitsfunctie terugzet.
Deze methode functioneert ook relatief exact bij de gemiddelde brandpunts-
afstanden van 28 - 85 mm. In grensgevallen kan echter bij de navolgende
TTL-flitsbelichting tóch onderbelichting optreden. De aanduiding van de be-
lichtingscontrole „ok" blijft in die gevallen na het ontspannen van de camera
donker. Herhaal dan de opname met de eerstvolgend lagere diafragma-
waarde (bijv. in plaats van diafragma 11 diafragma 8).
11. De AF-meetflits
De AF-meetflits
(Afb. 2) van de mecablitz kan alleen door autofocu-
scamera's worden geactiveerd die een AF-meetflits ondersteunen!
Sommige autofocuscamera's ondersteunen alleen hun eigen, ingebouw-
de AF-meetflits (zie hiervoor ook de gebruiksaanwijzing van de
camera). De mecablitz moet van een adapter SCA 3xx2 zijn voorzien!
Let er bij de keuze van de autofocusfunctie van de camera op, dat de meeste
camera's de AF-meetflits slechts in de functie „Single AF" c.q. „One Shot AF"
ondersteunen (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Zodra er niet meer genoeg omgevingslicht is voor het automatisch scherpstel-
len, wordt door de elektronica van de camera de autofocus-meetflits geacti-
veerd. De autofocusschijnwerper straalt een streeppatroon uit dat op het on-
derwerp wordt geprojecteerd. Op dit streeppatroon kan de autofocuscamera
dan automatisch scherpstellen. De reikwijdte van de AF-meetflits bedraagt
84
ongeveer 9 m (bij standaardobjectief 1,7/50 mm). Zoomobjectieven met een
lagere lichtsterkte kunnen de reikwijdte van de AF-meetflits soms behoorlijk
beperken.
Sommige autofocuscamera's hebben, behalve het centrale AF-meet-
veld in de camerazoeker nog andere AF-meetvelden. Het streeppa-
(Afb. 2) als bij de late-
troon van de AF-meetflits ondersteunt alleen de centrale AF-sensor
van de camera. Soms moet op de camera de centrale AF-sensor met
de hand worden ingesteld (zie gebruiksaanwijzing van camera en
SCA-adapter).
12. Bijzondere functies
De bijzondere functies van de mecablitz kunnen door op de Select toets
(Afb. 1) na elkaar worden opgeroepen en met het instelwiel
uitgeschakeld worden.
12.1 Beep-functie
Met de Beep-functie kan de gebruiker sommige functies van de mecablitz
zich akoestisch laten melden. Daardoor kan de fotograaf zich geheel op het
onderwerp en opname concentreren en hoeft hij zich niet om de optische
statusaanduidingen te bekommeren!
De Beep-functie signaleert akoestisch ...
• het bereiken van de flitsparaatheid;
• de juiste flitsbelichting;
• de automatische uitschakeling van de flitser en
• een bedieningsfout.
Akoestische melding na inschakelen van de mecablitz:
• Een kort (ong. 2 s.) ononderbroken beep-signaal direct na de opname
geeft aan, dat de flitser paraat is.
Beep-signalen na de opname:
• Een kort (ong. 2 s.) ononderbroken beep-signaal direct na de opname
geeft aan, dat de opname correct werd belicht en de flitser nog, c.q. weer
(Afb. 1) in- of