Vervolgens wordt deze procedure herhaald. Came-
rakanalen die niet aangesloten zijn, worden overge-
slagen.
Stel met behulp van de schakelaar DWELL TIME
(11) de gewenste beeldstilstandtijd in:
Positie
Standtijd
Positie
1
1 seconde
A
2
2 seconden
B
3
3 seconden
C
4
4 seconden
D
5
5 seconden
E
6
6 seconden
7
7 seconden
8
8 seconden
9
9 seconden
Door opnieuw op de AUTO-toets te drukken, wordt
de automatische omschakelfunctie uitgeschakeld en
het huidige camerabeeld continu op de monitor
weergegeven.
5.1.3 De camera manueel selecteren en
omschakelen
Indien een camerabeeld continu op de monitor weer-
gegeven moet worden, druk dan op de desbetref-
fende toets (4): Het camerabeeld wordt dan als vol-
ledig beeld op de monitor weergegeven.
Druk op de toets van de desbetreffende camera-
ingang om naar een ander camerabeeld om te scha-
kelen.
5.2 Het interne akoestische alarmcircuit
in-/uitschakelen
Houd de BUZZER-toets (5) gedurende minstens
2 seconden ingedrukt om het geïntegreerde alarm-
circuit uit te schakelen. Om de zoemer weer in te
schakelen, dient de toets opnieuw gedurende min-
stens 2 seconden ingedrukt gehouden te worden.
El proceso se repite seguidamente en el mismo
modo. Si hay cámaras que no están conectadas, los
canales correspondientes se saltan.
Seleccionar la duración de la visualización con el in-
terruptor DWELL TIME (11):
Posición Duración
Posición Duración
1
1 segundo
A
2
2 segundos
B
3
3 segundos
C
4
4 segundos
D
5
5 segundos
E
6
6 segundos
7
7 segundos
8
8 segundos
9
9 segundos
Con una nueva pulsación sobre la tecla AUTO, el
modo conmutación automático se desactiva, la ima-
gen actual se visualiza de manera permanente en
pantalla.
5.1.3 Selección y conmutación manuales
de las cámaras
Si se desea visualizar constantemente una imagen
en el monitor, pulsar la tecla correspondiente (4): la
imagen está totalmente en pantalla.
Para pasar a otra imagen, pulsar la tecla correspon-
diente a la cámara.
5.2 Marcha/Paro de la alarma acústica interna
Para desconectar el buzzer, mantener la tecla BUZ-
ZER (5) pulsada dos segundos como mínimo. Para
reconectarlo, reempezar la maniobra.
14
5.3 De alarmduur instellen
Stel met behulp van de schakelaar ALARM RESET
(12) de gewenste duur van een alarmsignaal in, dat
door een op jack (13) aangesloten alarmsensor ge-
activeerd wordt:
Standtijd
Positie
10 seconden
1
11 seconden
2
12 seconden
3
13 seconden
4
14 seconden
5
F
15 seconden
6
7
geen beeld-
0
omschakeling
8
9
5.4 De bedieningstoetsen blokkeren
Na beëindiging van alle instelprocedures, kunnen de
bedieningstoetsen (2–5) geblokkeerd worden, om
manipulatie van de processor te vermijden. Houd de
LOCK-toets (6) hiervoor gedurende minstens 2 se-
conden ingedrukt. Om deze functie uit te schakelen,
dient de LOCK-toets opnieuw gedurende minstens
2 seconden ingedrukt te worden.
5.3 Reglaje de la duración de alarma
Regular la duración de la alarma disparada por el
captador conectado a la toma (13) con el interruptor
ALARM RESET (12):
Posición Duración
1
10 segundos
2
11 segundos
3
12 segundos
4
13 segundos
5
14 segundos
6
F
15 segundos
7
ninguna
0
8
conmutación
9
5.4 Enclavamiento de las teclas
Una vez el conjunto de los reglajes se haya efec-
tuado, se pueden enclavar las teclas (2–5) y evitar
así cualquier intervención sobre el aparato. Para ha-
cerlo, mantener la tecla LOCK (6) pulsada durante
dos segundos como mínimo; respetar la misma ope-
ración para el desenclavamiento.
Alarmduur
Position Alarmduur
10 seconden
A
15 minuten
20 seconden
B
20 minuten
30 seconden
C
25 minuten
1 minuut
D
30 minuten
2 minuten
E
35 minuten
3 minuten
F
40 minuten
4 minuten
0
continu alarm
5 minuten
10 minuten
Posición Duración
10 segundos
A
15 minutos
20 segundos
B
20 minutos
30 segundos
C
25 minutos
1 minuto
D
30 minutos
2 minutos
E
35 minutos
3 minutos
F
40 minutos
4 minutos
alarma
0
continua
5 minutos
10 minutos
6 Alarmmeldingen
6.1 Het camerasignaal onderbreken
Wanneer de voedingsspanning of de signaallijn van
een camera onderbroken worden, schakelt de pro-
cessor – onafhankelijk van de geselecteerde be-
drijfsmodus – naar kwadrantweergave, waarbij het
overeenkomstige segment het 'bevroren' camera-
beeld knipperend weergeeft. Boven de desbetref-
fende toets (4) en de toets
LED's. Bij geactiveerde signaalgenerator (buzzer)
zal een pulserend signaal te horen zijn.
Druk op een willekeurige toets (2–6) om het alarm uit
te schakelen.
6.2 Alarm activeren via een sensor
Wanneer een alarm door een aangesloten sensor
geactiveerd wordt, schakelt de processor – onafhan-
kelijk van de geselecteerde bedrijfsmodus – naar
kwadrantweergave. Boven de desbetreffende toets
(4) en de toets
(3) knipperen de LED's. Bij geac-
tiveerde signaalgenerator (buzzer) zal een sirene te
horen zijn. Toestellen die eventueel aan de alarmuit-
gang aangesloten zijn, worden geactiveerd.
Nadat de ingestelde alarmduur bereikt is (zie
hoofdstuk 5.3 "De alarmduur instellen"), stopt het
alarm en schakelt de processor terug naar de vorige
bedrijfsmodus. Het alarm kan ook manueel uitge-
schakeld worden, voordat de ingestelde tijd bereikt is.
Dit gebeurt via een gescheiden schakelaar (sluiter),
die verbonden is met de contacten 5 en 9 van de Sub-
D-jack ALARM (13).
6 Mensajes de alarma
6.1 Interrupción de la señal de la cámara
Si la alimentación o el cable de una cámara se corta, el
aparato pasa, independientemente del modo de fun-
cionamiento escogido, al modo 4 cuadrantes, la parte
de la pantalla correspondiente visualiza una imagen
"congelada". Los diodos encima de la tecla corres-
pondiente (4) y de la tecla
(3) parpadean. El buz-
zer interno, si se conecta, emite una señal pulsada.
Para desconectar la alarma, pulsar una tecla (2–6).
6.2 Disparo de una alarma por un captador
Si uno de los captadores conectados dispara una
alarma, el aparato pasa, independientemente del
modo de funcionamiento escogido, en modo 4 cua-
drantes: Los diodos encima de la tecla correspon-
diente (4) y de la tecla
(3) parpadean. Si el
buzzer internoestá conectado, emite una señal estri-
dente. Si otros aparatos están conectados a la salida
de alarma, se activan.
Una vez la duración de alarma termina (ver capí-
tulo 5.3 „Reglaje de la duración de alarma"), la
alarma se para, el aparato vuelve al modo prece-
dente. Es posible parar la alarma manualmente
antes de su duración mediante una función separada
(cerrando) que está conectado a los contactos 5 y 9
de la toma SUB-D ALARM (13).
(3) knipperen de