Warme lucht wordt via de uitlaatslang de kamer in geleid. Dit kan bijvoorbeeld via een
gekanteld raam, een deur of een muuropening worden uitgevoerd. Zorg ervoor dat er geen
koude buitenlucht in de kamer kan komen.
HET APPARAAT IN-/UITSCHAKELEN
- Sluit het apparaat aan op een correct geïnstalleerd stopcontact en controleer of uw lokale
spanning overeenkomt met de technische gegevens van het apparaat.
- Er klinkt een pieptoon en de huidige kamertemperatuur verschijnt op het display.
- Druk op de Aan/uit-knop, het apparaat wordt ingeschakeld in de laatst gebruikte modus.
- Als u het apparaat voor het eerst gebruikt, is dit de koelmodus. Het indicatielampje van de
gekozen modus licht op en de lamellen van de luchtuitlaat bewegen.
u kunt het apparaat met de stevige zwenkwielen eenvoudig draaien of verplaatsen om de
luchtstroom de kamer in te leiden.
- Schakel het apparaat uit door op de Aan/uit-knop te drukken.
- Trek de stekker van het apparaat na gebruik uit het stopcontact.
Door op de Modus-knop te drukken kunt u schakelen tussen de volgende gebruiksmodi:
koeling, ventilator, ontvochtiging en verwarming.
KOELMODUS
Druk één keer of herhaaldelijk op de Modus-knop totdat het bijbehorende indicatielampje
brandt (koeling).
Het apparaat functioneert nu als airconditioner
Gebruik de knoppen OMHOOG en OMLAAG om de temperatuur te verhogen of verlagen. De
temperatuur kan worden ingesteld binnen het bereik van 17-30 °c / 62 ~ 86 °F en de instelling
wordt weergegeven op het display.
Druk op de knop Snelheid om het gewenste snelheidsniveau van de uitblaaslucht in te stellen
(laag, gemiddeld of hoog). Het bijbehorende indicatielampje licht op.
VERWARMINGSMODUS
Druk één keer of herhaaldelijk op de Modus-knop totdat het bijbehorende indicatielampje
(verwarming) oplicht.
Het apparaat functioneert nu als een verwarming.
Gebruik de knoppen OMHOOG en OMLAAG om de temperatuur te verhogen of verlagen. De
temperatuur kan worden ingesteld binnen het bereik van 15 - 25 °c / 59 - 77 °F en de instelling
wordt weergegeven op het display.
Druk op de knop Snelheid om het gewenste snelheidsniveau van de uitblaaslucht in te stellen
(laag, gemiddeld of hoog). Het bijbehorende indicatielampje licht op.
Druk in de koel- of verwarmingsmodus op beide temperatuurknoppen (– en +) op de
afstandsbediening of omhoog en omlaag op het het bedieningspaneel om te schakelen tussen
celsius en Fahrenheit.
VENTILATORMODUS
Druk één keer of herhaaldelijk op de Modus-knop totdat het bijbehorende indicatielampje
(ventilator) oplicht.
Druk op de knop Snelheid om het gewenste snelheidsniveau van de uitblaaslucht in te stellen
(laag, gemiddeld, hoog of automatische ventilatormodus). Het bijbehorende indicatielampje
licht op.
Handleiding
NEDERLANDS
57