LET OP: om te voorkomen dat de uitlaatslang breekt, mag deze alleen tot op zekere
hoogte worden gedraaid of vervormd. De maximale lengte van de uitlaatslang is 150 cm.
Gebruik geen verlengstukken of andere uitlaatslangen; dit kan ernstige storingen veroorzaken.
• De uitlaat van het apparaat mag niet worden geblokkeerd om oververhitting te voorkomen.
GEBRUIK
Het apparaat kan worden bediend via het bedieningspaneel of de afstandsbediening.
HET APPARAAT IN-/UITSCHAKELEN
- Sluit het apparaat aan op een correct geïnstalleerd stopcontact en controleer of uw lokale
spanning overeenkomt met de technische gegevens van het apparaat.
-
Er klinkt een pieptoon en de huidige kamertemperatuur verschijnt op het display.
-
Druk op de Aan/uit-knop, het apparaat wordt ingeschakeld in de laatst gebruikte modus.
-
Als u het apparaat voor het eerst gebruikt, is dit de koelmodus. Het indicatielampje van de
gekozen modus licht op.
u kunt het apparaat met de stevige zwenkwielen eenvoudig draaien of verplaatsen om de
luchtstroom de kamer in te leiden.
- Schakel het apparaat uit door op de Aan/uit-knop te drukken.
- Trek de stekker van het apparaat na gebruik uit het stopcontact.
U kunt op de Modus-knop drukken om ervoor te zorgen dat uw airconditioner schakelt
tussen de volgende modi: koeling, ventilatie en ontvochtiging.
KOELMODUS
Druk één of meerdere keren op de Modus-knop totdat het bijbehorende indicatielampje (cool)
boven de Modus-knop oplicht.
Het apparaat functioneert nu als airconditioner
Gebruik de knoppen OMHOOG en OMLAAG om de temperatuur te verhogen of verlagen.
De temperatuurinstelling kan worden ingesteld van 16°c tot 31°c en de temperatuur wordt
weergegeven op het display.
Druk op de knop Snelheid om het gewenste snelheidsniveau (laag of hoog) voor de
inblaaslucht in te stellen. Het bijbehorende indicatielampje licht op.
VENTILATORMODUS
Druk één of meerdere keren op de Modus-knop totdat het bijbehorende indicatielampje (fan)
boven de Modus-knop oplicht.
Druk op de knop Snelheid om het gewenste snelheidsniveau (laag of hoog) voor de
inblaaslucht in te stellen. Het bijbehorende indicatielampje licht op.
48