5.4 Veiligheidsinstructies voor de
operator / gebruiker
Gevaarlijke hete of koude delen van de servomotor
moeten worden beschermd om per ongeluk aanra-
ken te voorkomen.
Schade veroorzaakt door elektrische energie moet
worden voorkomen (zie voor meer informatie bijvoor-
beeld de regels van de VDE en het lokale elektrici-
teitsbedrijf).
5.5 Veiligheidsinstructies voor onderhoud,
inspectie en installatiewerk
De afnemer moet waarborgen dat alle onderhoud-,
inspectie- en installatiewerk is uitgevoerd door geau-
toriseerd en gekwalificeerd personeel, dat adequaat
is getraind door het lezen van deze handleiding.
Alle werkzaamheden aan de servomotor mogen uit-
sluitend worden uitgevoerd wanneer het apparaat is
gestopt.
Alle veiligheids- en beschermende apparatuur moet
direct opnieuw worden gestart of in bedrijf worden
genomen nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
Houd de punten aan die zijn omschreven in de para-
graaf waarin de initiële opstart wordt omschreven,
voorafgaande aan het opstarten dat vervolgens
plaatsvindt.
Waarschuwing
Elektrische aansluitingen mogen uitslui-
tend worden gerealiseerd door gekwalifi-
ceerd personeel.
Reparaties mogen uitsluitend worden uit-
gevoerd door geautoriseerd en gekwalifi-
ceerd personeel.
Waarschuwing
Bij het doseren van gevaarlijke media,
MOETEN de betreffende veiligheidsbladen
worden aangehouden.
Draag beschermende kleding (handschoe-
nen en veiligheidsbril) indien nodig.
Schakel voor het installeren van de servo-
motor de pomp uit en koppel deze los van
de netvoeding.
De slaglengte van een DMX-pomp mag
Voorzichtig
alleen worden ingesteld wanneer de pomp
draait.
5.6 Ongeautoriseerde modificatie en
productie van reservedelen
Wijzigingen of veranderingen aan het apparaat zijn
alleen toegestaan als de fabrikant hiermee instemt.
Originele reservedelen en accessoires die zijn
geautoriseerd door de producent kunnen veilig
worden gebruikt.
Gebruik van andere onderdelen kan leiden tot
aansprakelijkheid voor eventuele consequenties.
5.7 Onjuiste bedrijfsmethoden
De operationele veiligheid van het geleverde appa-
raat wordt alleen gegarandeerd als het apparaat
wordt gebruikt conform paragraaf
gegevens. De opgegeven grenswaarden mogen
onder geen enkele voorwaarde worden overschre-
den.
6. Apparaatomschrijving
6.1 Versies
Wanneer een servomotor in combinatie met een
doseerpomp wordt besteld, dan wordt de servomotor
in de fabriek op de pomp gemonteerd en ondergaat
deze een functietest. Eenmaal op de installatieloca-
tie, moet gespecialiseerd personeel de betreffende
elektrische aansluiting realiseren.
Servomotoren kunnen eveneens geleverd worden
voor ombouw van bestaande doseerpompen en wor-
den met de benodigde opbouwkit geleverd.
Dergelijke servomotoren ondergaan ook testen op
de fabriek voorafgaande aan levering.
Gekwalificeerd specialistisch personeel moet de ser-
vomotor op de doseerpomp monteren en elektrisch
aansluiten.
6.2 Uitvoeringen
6.2.1 Uitvoering naar pomptype
Voor DMX 221
•
1 servomotor voor enkelvoudige pomp
Voor DMX 226, DMH 25x/28x
•
1 servomotor voor enkelvoudige pomp
•
1 servomotor voor duplex pomp (werkt uitsluitend
op één doseerkop)
•
2 servomotoren voor duplex pomp
6.2.2 Besturingsvarianten
•
Met omkeer-potentiometer, 1 kΩ
•
Met analoge besturing 4 (0) - 20 mA
7. Technische
153