10.2.2 Elektrische aansluiting
Houd de informatie aan zoals omschreven
in paragraaf
10.1 Algemene waarschuwin-
N.B.
gen en opmerkingen omtrent de elektri-
sche
aansluiting.
1. Schroef de schroeven van de kap los en verwij-
der de kap.
2. Voer de elektrische aansluitingen uit overeen-
komstig het aansluitschema; zie afb. 8.
– Sluit klemmen 18, 19 en 20 aan overeenkom-
stig met de vereisten; spanning < 50 V.
3. Bepaal de draairichting en corrigeer deze indien
nodig.
10.2.3 Bepalen van de draairichting
De interne bedrading betekent dat de draairichting
(gezien vanaf de aandrijving in de richting van de uit-
gaande
De interne bedrading betekent dat de draairichting
(gezien vanaf de aandrijving in de richting van de uit-
gaande as) en grenswaardeschakelaars als volgt
zijn toegekend:
•
Wanneer voedingsspanning aanwezig is op
klem 2, dan draait de uitgaande as linksom (in de
richting "open/max.").
– Deze draairichting wordt beperkt door de
bovenste schakelaar (max.). Wanneer de
schakelaar is geactiveerd, staat er voedings-
spanning op klem 4.
•
Wanneer er voedingsspanning aanwezig is op
klem 3, dan draait de uitgaane as rechtsom
(in de richting "sluiten/min.").
– Deze draairichting wordt beperkt door de
onderste schakelaar (min.). Wanneer de scha-
kelaar is geactiveerd dan staat er spanning op
klem 5.
•
Wanneer de aandrijving in tegenovergestelde
richting draait dan de besturingscommando's,
verwissel dan de aansluitingen van klem 2 en 3.
Waarschuwing
De interne bekabeling van de aandrijving
mag nooit worden gewijzigd.
•
Sluit de kap weer en draai de kapschroeven aan.
10.3 Servomotor met analoge besturing
10.3.1 Aansluitschema
51
52
L
N
-
+
L1
N
PE
4(0) - 20 mA
Afb. 9
Aansluitschema voor een servomotor
met analoge besturing
Item
Omschrijving
L
Fase
Voedingsspanningsingang
N
Neutraal
PE (aarde)
51
Signaalingang (-)
52
Signaalingang (+)
54
Signaaluitgang (-)
55
Signaaluitgang (+)
56
Verzamelfoutmelding
57
10.3.2 Elektrische aansluiting
Houd de informatie aan zoals omschreven
in paragraaf
10.1 Algemene waarschuwin-
N.B.
gen en opmerkingen omtrent de elektri-
sche
aansluiting.
1. Schroef de schroeven van de kap los en verwij-
der de kap.
2. Voer de elektrische aansluitingen uit overeen-
komstig het aansluitschema; zie afb. 9.
– Sluit klemmen 51 en 52 aan, en indien nodig
klemmen 54 en 55, overeenkomstig het aan-
sluitschema.
– Sluit klemmen 56 en 57 aan overeenkomstig
de vereisten; spanning max. 125 V.
– Gebruik afzonderlijke afgeschermde kabels
met een minimale diameter van 0,5 mm
een
maximale lengte van 1000 m voor lage span-
ningen (setpoint/actuele waarde signaalka-
bels).
– De afscherming moet worden aangesloten aan
één zijde van de behuizing (aardklem).
Waarschuwing
De interne bekabeling van de aandrijving
mag nooit worden gewijzigd.
•
Sluit de kap weer en draai de kapschroeven aan.
54
55
56 57
-
+
max. 125 V
fault message
2
en
163