Deel II – Bediening
1. Montering
Uw telescoop is met een gemakkelijk te bedienen "azimutale montage"
uitgerust. Hiermee kunt u uw verrekijker horizontaal (rechts/links) en
verticaal (boven/beneden) bewegen:
2. Plaatsing
Een donkere plaats om de telescoop op te stellen is voor veel observa-
ties van wezenlijk belang, aangezien storende lichten (lampen, lantaarn-
palen) de detailscherpte van het door de telescoop waargenomen beeld
sterk kunnen verminderen.
Als u vanuit een verlichte ruimte ‚s nachts naar buiten gaat, moeten uw
ogen eerst aan het donker wennen. Na ca. 20 minuten kunt u dan met
de astronomische observatie beginnen.
Een donkers standplaats is voor vele kijkers heel belangrijk, Kijk niet
vanuit een gesloten raam en zet de telescoop met toebehoren ca. 30
minuten voor begin van het kijken op de standplaats om een tempera-
tuurvergelijk te maken.
Verder moet erop gelet worden dat de telescoop op een effen, stabiele
ondergrond staat.
3. Verticale en horizontale verstelling
3.1. Verticale precieze instelling
Maak de fixeerschroef (Afb. 14a, X) los en beweeg de buis naar boven
of naar beneden. Hebt u de gewenste instelling bereikt, draai dan de
fixeerschroef weer "handvast" aan. Uw instelling is nu gefixeerd.
Geringe wijzigingen verkrijgt u door lichtjes te draaien aan het instel-
wiel (Afb. 14b, Y). Voor nieuwe instellingen moet u de fixeerschroef
losdraaien (Afb. 14a, X).
3.2. Horizontale verstelling
Om de telescoop horizontaal te bewegen, maakt u de vaststelschroef
(Fig. 16, Z) los en u draait het toestel in de gewenste richting, naar
rechts of links. Als u de gewenste instelling hebt bereikt, draait u de
vaststelschroef weer "handvast" aan.
4. Waarneming
Richt de telescoop op het waar te nemen object uit. Kijk door de LED-
zoeker en stel het object door horizontale en verticale verstelling van de
telescoop in het midden van het gezichtsveld (rode punt) in.
Als u nu door het oculair kijkt, zal u het object vergroot herkennen.
kunnen. Eventueel kunt u nu de instelling van de beeldscherpte aan het
scherpstellingwiel (7) uitvoeren.
Verder kunt u nu door een wisseling van het oculair een hogere
vergroting instellen.
i
Tip:
Begin elke waarneming met een oculair met een lage
vergroting (20mm).
5. Zoeken naar sterren
In het begin valt de oriëntering aan de sterrenhemel beslist niet mee,
omdat sterren en sterrenbeelden altijd in beweging zijn en afhankelijk
van het seizoen, datum en de tijd hun positie in de hemel veranderen.
Uitzondering hierop is de poolster. Dat is een vaste ster en uitgangspunt
van alle sterrenkaarten.
Op de tekening (Afb. 17) ziet u enkele bekende sterrenbeelden en
stergroeperingen die het hele jaar door zichtbaar zijn. De groepering van
de hemellichamen is echter afhankelijk van datum en tijd.
6. Toebehoor
Bij uw telescoop in de basisuitvoering is nog meer toebehoor (Afb. 2).
Afhankelijk van het model kunnen dat
6.1. Oculairen:
Door het wisselen van de oculairen legt u de vergroting van uw
telescoop vast.
Formule voor de berekening van de vergroting:
Brandp. Telescoop : Brandp. Oculair = Vergroting
Voorbeelden:
700 mm :
20 mm
700 mm :
12,5 mm =
700 mm :
4 mm
6.2. Zenitspiegel (enkel Refractor)
De Zenitspiegel (19) veroorzaakt een beeldomkering (spiegelverkeerd)
en wordt daarom enkel voor hemelobservaties gebruikt.
6.3. Omkeerlens
Om een juist opstaand beeld te zien, kunt u een omkeerlens (20)
gebruiken.
Maak hiervoor de klemschroef (Afb. 22, X) los en verwijder alle
toebehoor uit de oculairsteunen (6). Zet dan de omkeerlens (20) recht
in de oculairsteunen in, en draai de klemschroeven weer handvast aan.
Dan zet u het oculair (bvb. f=20 mm) in de opening van de omkeerlens
en u draait klemschroef (Afb. 22, Y) vast.
6.4. Barlowlens
Met een Barlowlens (21) bereikt u een bijkomende, tot tweevoudige,
stijging van de vergroting.
6.4.1 Montage en gebruik van de lenzentelescopen
Als u een lenzentelescoop gebruikt, mag de Barlowlens enkel in de
zenitspiegel (Fig. 12a, X) ingezet worden. Verwijder dus het oculair
uit de zenitspiegel en vervang deze door de Barlowlens. Aansluitend
zet u eerst het oculair met het grootste brandpunt in en u draait de
klemschroeven handvast aan om te fixeren (Fig. 21, Z)
6.4.1 Montage en gebruik van de spiegeltelescopen
Als u een spiegeltelescoop gebruikt, maak dan alsjeblieft de
klemschroeven aan de oculairsteunen los (Fig. 12a, 19) en verwijder
het oculair uit de oculairsteunen. Zet dan de Barlowlens recht in
de oculairsteunen en draai de klemschroeven weer handvast aan.
Aansluitend zet u eerst het oculair met het grootste brandpunt in en u
draait de klemschroeven handvast aan om te fixeren (Fig. 21, Z)
7. Afbouw
De telescoop is een hoogwaardig en optisch apparaat. Daarom moet
men vermijden dat stof en vochtigheid met de telescoop in aanraking
komen. Vermijdt vingerafdrukken op de lenzen. Wanneer er toch
viezigheid en stof op telescoop terechtkomen verwijder deze eerst met
een zachte penseel. Daarna reinigen met een zachte, pluisvrije doek.
Vingerafdrukken op de optische plekken kan men het beste verwijderen
met een zachte, pluisvrije doek waarop men een beetje alcohol kan
doen. Wanneer de telescoop eenmaal verstoft en vochtig is probeer het
dan niet te reinigen maar laat het in dit geval doen door een vakman.
Tip:
i
Voor astronomische observatie is de omkeerlens niet
geschikt. Gebruik hierbij uitsluitend de zenitspiegel en
een oculair.
Voor observaties op de aarde of van de natuur kunt u
gebruik maken van de omkeerlens met een oculair.
TIPS voor reiniging
Reinig de lenzen (oculair en/of objectief) alleen met een zachte en
pluisvrije doek (b. v. microvezel). Druk niet te hard op de doek om het
bekrassen van de lens te voorkomen.
Om sterke bevuiling te verwijderen kunt u de poetsdoek met een bril-
lenreinigingsvloeistof bevochtigen en daarmee de lens poetsen zonder
veel kracht te zetten.
Bescherm het toestel tegen stof en vocht! Laat het toestel na gebruik
– zeker bij hoge luchtvochtigheid – enige tijd op kamertemperatuur
acclimatiseren zodat alle restvocht geëlimineerd wordt. Plaats de
stofkappen terug en berg het toestel op in de meegeleverde tas.
- 32 -
=
35 x
56 x
=
175 x