Apparaat Inschakelen; Programma Kiezen; Het Gebruik - Medisana TDB Instrucciones De Manejo

NL

4 Het Gebruik

4.1
Riem aanleggen
4.2

Apparaat inschakelen

4.3

Programma kiezen

92
1. Verwijder voor het aanleggen van de riem resten van huidcrème of zalf.
De huid moet vrij zijn van vet. Plaats de riem niet op ontstoken of ver-
wonde huid (wonden, pukkels, huiduitslag, roodheid enz.).
2. Trek de met "on" bedrukte kunststoffolies af van de elektrodenpads
en . Behandel deze folies voorzichtig teneinde ze na elk gebruik als
bescherming van de pads opnieuw te kunnen aanbrengen.
3. Leg de riem aan. Plaats hem op het te behandelen huidoppervlak.
Indien u rugpijn ter hoogte van de taille hebt, leidt u aan pijn in het
bovenste behandelingsgebied. Leg de riem aan zodat hij centraal op de
hoogte van de taille ligt.
4. Indien u aan rugpijn in het onderste behandelingsgebied lijdt dient u de
riem aan te leggen zodat het midden van de riem ± 3 tot 5 cm onder de
taille zit.
5. Als u de riem in de juiste positie hebt gebracht schuift u de beide uitein-
den van de neopreenbanden ineen om de koppelsluiting
riem te sluiten.
6. U kan de riem wat aanspannen of losser maken; ga daarvoor te werk
zoals beschreven in "3.3 Riemwijdte instellen".
1. Het apparaat wordt ingeschakeld door de intensiteitsregelaars
op de gewenste intensiteit in te stellen. Het apparaat biedt 8 trappen
voor de intensiteit van de behandeling, van 0 tot 80 mA.
2. Op het display verschijnt dan de basisafstelling van het apparaat.
3. Draai de beide intensiteitsregelaars boven op het TENS-apparaat in de
richting van de wijzers van de klok (1 = zwakker / 8 = intensiever) tot u
de stroomimpulsen van de beide kanalen voelt. De stimulatie moet als
aangenaam worden gevoeld.
LET OP
De subjectieve stroomgewaarwording kan bij wisselende
frequenties, impulsbreedtes of vormen van stroom
veranderen. Regel de intensiteit bij zodra u de toepassing
als onaangenaam gewaarwordt of als u het aangename
kriebelen vrij lang niet meer voelt.
Het apparaat biedt 8 vooraf ingestelde therapieprogramma's. De program-
ma's verschillen qua impulsbreedte en frequentie.
Programma Impulsintensiteit
max.
P1 80 mA
P2 80 mA
P3 80 mA
P4 80 mA
P5 80 mA
P6 80 mA
P7 80 mA
P8 80 mA
Impulsbreedte Frequentie
260 µs 15 Hz
260 µs 100 Hz
260 µs 120 Hz
260-150 µs 2-100 Hz
260 µs 100 Hz
260 µs 80<->7 Hz
260 µs 120 Hz
P1 - P7
goed aan de
en
Modus
constant
gevarieerd
constant
gevarieerd
gevarieerd
gevarieerd
gevarieerd
na elkaar