● Gaskabel (1) uitrollen en als volgt
leggen:
A Gaskabel over het bovenstuk
duwstang (2) geleiden.
B Gaskabel onder de
dwarssteunstang (3) van het bovenstuk
duwstang leggen.
● Bout (T) in de boring van de
gaskabelbehuizing (4) plaatsen.
Gaskabelbehuizing met de geplaatste
bout van binnen op het bovenstuk
duwstang steken en vasthouden.
Veiligheidsmoer (U) opschroeven en
met 7 - 9 Nm vastdraaien.
7.14 Kabels op de duwstang
bevestigen
● Volg de montage-instructies.
(
7.1)
● MH 445:
Zet de aandrijfkabel (1) met een
kabelbinder (V) op de rechterzijde aan
het bovenstuk van de duwstang vast.
● MH 445 R, MH 560, MH 585, MH 685:
Zet beide aandrijfkabels (1, 2) met een
kabelbinder (V) op de rechterzijde aan
het bovenstuk van de duwstang vast.
● Zet de gaskabel (3) met een
kabelbinder (V) op de linkerzijde aan
het bovenstuk van de duwstang vast.
● Controleren of de kabelbinder goed
vastzit. Snijd het uitstekend eind van de
kabelbinder af.
0478 403 9902 B - NL
7.15 Brandstof en motorolie
Voorkom schade aan het
apparaat!
Vul voor de eerste start motorolie
bij. Voor het vullen met motorolie en
tanken een aangepast vulhulpstuk
(bijv. trechter) gebruiken.
Motorolie:
gegevens over de te gebruiken
motorolie en de vulhoeveelheid
olie vindt u in de gebruiksaanwijzing van
de verbrandingsmotor.
Controleer de inhoud regelmatig (zie
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor).
Zorg ervoor dat de olie niet onder of boven
15
het juiste peil komt te staan.
Olietankdop voor het in gebruik nemen
van de verbrandingsmotor goed
vastschroeven.
Brandstof:
Advies:
Verse merkbrandstoffen,
Loodvrije benzine.
Gegevens over de brandstofkwaliteit
(octaangetal) vindt u in de
gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor;
8. Bedieningselementen
8.1 Hendel gasregeling
Met de hendel voor gasregeling (1)
kan het toerental van de
verbrandingsmotor geregeld worden.
Start-positie:
● hendel gasregeling (1) tot aan de
aanslag naar achter trekken.
16
● De verbrandingsmotor kan worden
gestart. (
11.6)
Stop-positie:
● hendel gasregeling (1) tot aan
de aanslag naar voor (op
klikstand letten) schuiven.
● De verbrandingsmotor stopt na enkele
seconden.
Toerentalregeling:
● hendel gasregeling (1) bij draaiende
verbrandingsmotor verschuiven.
Motortoerental:
snel
Langzaam
8.2 Hendel wielaandrijving
Door het bedienen van de hendel
wielaandrijving (1, 3) wordt bij
draaiende verbrandingsmotor de
aandrijving aan- of afgekoppeld – de
aandrijfas begint te draaien of wordt
gestopt.
Met de zwarte hendel wielaandrijving
(vooruit) (1) zet de motorhak zich, bij
bodemcontact en bij gemonteerde
stervormige hakmessen, vooruit in
beweging.
17
Met de rode hendel wielaandrijving
(achteruit) (3) zet de motorhak zich, bij
bodemcontact en bij gemonteerde
stervormige hakmessen, achteruit in
beweging.
18
19
89