5.
Het thermostaatlampje zal oplichten als het apparaat de juiste temperatuur heeft bereikt.
Vervolgens zal het aan- en uitgaan terwijl de thermostaat de temperatuur in stand houdt.
Wacht met bereiden tot het thermostaatlampje brandt.
6.
Bevochtig de verspreider met water om kleven te voorkomen.
7.
Giet een kleine hoeveelheid beslag op het midden van de grillplaat.
8.
Verspreid dit door cirkelvormige bewegingen met de verspreider te maken.
9.
Wacht tot het oppervlak niet langer vloeibaar is; de crêpe kan nu een beetje worden
verplaatst.
10. Steek een spatel onder een derde van de crêpe en draai deze om.
11. Til de rand op om de onderkant van de crêpe te controleren.
12. De crêpe moet eerder goudkleurig dan bruin zijn.
13. Breng de crêpe over naar een rooster.
•
Wanneer de crêpe te bruin is, verlaagt u de temperatuur voor de volgende crêpe iets.
•
Elke hoeveelheid beslag is anders.
ZORG EN ONDERHOUD
1.
Zet de schakelaar op O.
2.
Verwijder de stekker uit het stopcontact en laat het apparaat afkoelen.
3.
Neem alle oppervlakken af met een schone vochtige doek.
4.
Was de verspreider en de spatel met de hand af.
AANWIJZINGEN EN TIPS
•
De dikte is afhankelijk van de verhouding ei en vloeistof; meer vloeistof = dunnere crêpes,
meer ei = dikkere crêpes.
•
Het beslag kunt u op smaak brengen met suiker, kruiden, specerijen of een scheut bier.
•
Door het toevoegen van suiker kleven opgestapelde crêpes sneller aan elkaar en scheuren
ze sneller bij het hanteren.
•
Probeer andere soorten meel (volkorenmeel levert dikker beslag op).
VOOR 12 CRÊPES
•
250 g gewone bloem
•
500 ml melk
•
3 ei, medium (53-63g)
•
1 snufje zout
Zeef de bloem in een kom. Voeg het zout toe. Voeg al roerend de eieren toe. Voeg al roerend de
melk toe. Stop met het toevoegen van vloeistof zodra het beslag een romige consistentie
bereikt. Laat het beslag voor gebruik 1 - 2 uur staan.
MILIEUBESCHERMING
W
Om milieu- en gezondheidsproblemen als gevolg van gevaarlijke stoffen in elektrische en
elektronische producten te vermijden, mogen apparaten met dit symbool niet worden
weggegooid met niet-gesorteerd gemeentelijk afval, maar moeten ze worden teruggewonnen,
opnieuw gebruikt of gerecycled.
10