N.B.: -Bij werking in zeer koude kamers zal het apparaat automatisch ontdooien
en zal de normale werking tijdelijk onderbroken worden. "
het scherm.
Het geluid dat het apparaat maakt tijdens deze overgang is normaal.
- In deze modus is het mogelijk dat u enkele minuten moet wachten voor het
apparaat warme lucht levert.
- In deze modus is het mogelijk dat de ventilator werkt gedurende korte
periodes, zelfs wanneer de ingestelde temperatuur reeds bereikt werd.
VENTILATOR-MODUS
Wanneer het apparaat in deze modus gebruikt wordt moet de luchtstang
niet aangesloten zijn.
• Druk een aantal keren op de toets M tot het symbool
• Selecteer de vereiste ventilatorsnelheid door te drukken op de toets
Er zijn drie snelheden beschikbaar:
Maximumsnelheid: voor maximaal ventilatorvermogen
Halve snelheid: vermindert geluidsniveaus maar biedt nog steeds een goed
comfortniveau
Lage snelheid: voor een stille werking
DROOG-MODUS
Ideaal om de luchtvochtigheid in de kamer te verlagen (lente en herfst,
vochtige kamers, periodes met regen, enz).
Voor de droog-modus moet het apparaat op dezelfde manier voorbereid
worden dan bij de koel-modus, met de luchtslang aangesloten om het vocht
naar buiten te leiden.
Om deze modus juist in te stellen:
• Druk een aantal keren op de toets M tot het symbool
• Selecteer de vereiste ventilatorsnelheid door te drukken op de toets
Er zijn drie snelheden beschikbaar:
Maximumsnelheid: voor de beste ontvochtiging.
Halve snelheid: kan het geluidsniveau verminderen maar nog steeds een
goede ontvochtiging behouden.
Lage snelheid: voor een stille werking maar met verminderde ontvochtiging.
DE TEMPERATUUR VOOR HET UITSCHAKELEN VAN DE EENHEID WIJZIGEN
Druk bij het apparaat in stand-by gedurende 20 seconden op de toets M,
daarna kan u de temperatuur waarbij de eenheid zal uitschakelen wijzigen.
Bijvoorbeeld:
Voor het wijzigen, in de koelmodus, zal het scherm er uit zien zoals op Afb. 1.
Na het wijzigen, in de koelmodus, zal het scherm er uit zien zoals op Afb. 2.
1
94
94
" verschijnt op
verschijnt.
.
verschijnt.
.
Afb. 1
ZELFDIAGNOSE
Het apparaat is uitgerust met een systeem voor zelfdiagnose om een aantal
fouten te kunnen identificeren. Foutmeldingen worden weergegeven op het
beeldscherm van het apparaat.
INDIEN WEERGEGEVEN:
Het apparaat is uitgerust met een
vorstbeveiliging om overmatige vorming
van ijs te vermijden.
Het apparaat start automatisch op
LAGE TEMPERATUUR
wanneer het ontdooien voltooid is.
(vorstbeveiliging)
Neem als dit wordt weergegeven contact
op met uw plaatselijk servicecentrum.
DEFECTE SONDE
(sensor beschadigd)
Maak de interne veiligheidstank leeg,
volg de aanwijzingen in de paragraaf
"operaties aan het einde van een seizoen".
TANK VOL
(veiligheidstank vol)
E
HANDMATIG OF VIA DE AFSTANDSBEDIENING
Toets ventilator
Toets swing
Toets slaapstand
Toets verhogen
Toets verlagen
Aan-uit knop
Toets modus
Toets timer
Toets eenheid omschakelen
Richt de afstandsbediening naar de ontvanger op het apparaat.
De afstand van de afstandsbediening tot het apparaat mag maximaal 7
meter zijn
(zonder obstakels tussen de afstandsbediening en de ontvanger).
Afb. 2
WAT MOET IK DOEN?
1
95
95