Afbeelding 5: FUNCTIECONTROLE
Controleer of de behuizingszijden niet uit elkaar kunnen
worden geduwd en of de openingsknop overeenkomstig
de voorschriften volledig is ingedrukt (dan is het
apparaat correct gesloten).
• Controleer of het touw correct is geplaatst (volgens de
schets op de behuizing).
• Voer voor elk gebruik een functietest uit door het
apparaat te belasten en het afdalen te testen. Zorg
hierbij voor extra beveiliging. (Afbeelding 5a).
• Het is belangrijk om de betrouwbaarheid en de
veiligheid van het gehele veiligheidssysteem te
beoordelen. De volledige lijst omvat:
• voldoende sterkte van het ankerpunt (EN 795, ANSI/
ASSE Z359.1 of conform de toepasselijke voorschriften)
en de structuur waaraan ze zijn bevestigd;
• correcte (hogere) positionering van het ankerpunt om
bungelen te voorkomen of een val te stoppen;
• correcte positionering van de touwen:
• uit de buurt houden van en beschermen tegen scherpe
randen of wrijvingspunten;
• vermijd slecht lopen van het afdaalapparaat (bijv.
belasting over een rand of onder een hoek t.o.v. het
touw);
• touwredundantie bij touwondersteund werken; - maak
een stopknoop aan het vrije uiteinde van het touw.
Elke overbelasting of dynamische belasting van het
afdaalapparaat kan het touw beschadigen!
Afbeelding 6: AFDALEN EN POSITIONERING
Tijdens de belasting van het systeem moet de gebruiker
met één hand het vrije touweinde vasthouden en met de
andere hand de greep ontgrendelen en langzaam
trekken (afbeelding 6a). Hierdoor wordt het touw
vrijgegeven en is gecontroleerd afdalen mogelijk. De
maximaal toegestane afdaalsnelheid bedraagt 2 m/s.
Door de greep naar beneden te trekken naar de
eindpositie (draaistop), activeert de gebruiker de tweede
remfunctie (anti-paniek) en wordt afdalen onmiddellijk
gestopt. Om door te gaan met afdalen, moet de greep
terug naar de oorspronkelijke positie worden gebracht
(afbeelding 4) en wordt het proces opnieuw gestart.
Laat de greep gewoon los om te positioneren. Het
63