Gebruik
3
Gebruik
3.1
Voorwaarden voor het gebruik
De volgende voorwaarden moeten in acht worden genomen, wanneer
de volgelaatsmaskers met een ademfilter of een aanblaasfiltertoestel
worden gebruikt:
De omgevingsomstandigheden (in het bijzonder de soort en
concentratie van de schadelijke stoffen) moeten bekend zijn.
Gebruik bijpassende ademfilters. Wanneer de schadelijke stof
onbekend is, dan uitsluitend ademluchttoestellen of ademlucht-
slangsystemen gebruiken.
Gebruik alleen filterapparaten wanneer de lucht geen direct
gevaar voor de gezondheid of het leven vormt.
Er moet zijn gewaarborgd dat de omgevingsatmosfeer niet
ongunstig kan veranderen.
Filterapparaten niet gebruiken bij vermoeden van schadelijke
stoffen met geringe waarschuwingseigenschappen (reuk, smaak,
irritatie
van
ogen
en
beschermende werking van het filterapparaat is in dat geval niet
vaststelbaar.
Ongeventileerde containers, putten, riolen enz. mogen niet met
omgevingslucht afhankelijke filtermaskers worden betreden.
Filterapparaten niet in met zuurstof verrijkte atmosfeer gebruiken.
Het zuurstofgehalte van de omgevingslucht mag niet onder de
volgende grenswaarden dalen:
minstens 17 Vol% zuurstof in alle Europese landen behalve
Nederland, België en Groot-Brittannië
minstens 19 Vol% zuurstof in Nederland, België, Groot-
Brittannië, Australië en Nieuw-Zeeland.
In andere landen de nationale richtlijnen in acht nemen.
52
luchtwegen).
Een
verminderde
(toegelaten door Dekra Exam)
3.2
Voorbereidingen op het gebruik
1. Eventueel maskerbril gebruiken.
2. Bandenstel tot de aanslag openen (afb. B).
3. Draagriem om de nek leggen en in de gebruikspositie bevestigen.
3.3
Volgelaatsmasker aanbrengen
1. Volgelaatsmasker controleren:
Het bandenstel moet goed bevestigd zijn.
Het binnenmasker moet correct en veilig zitten.
De beschermkap moet veilig zitten.
Alle overige componenten moeten in een goede staat zijn.
2. Draagriem uit de klaarzetpositie losmaken.
3. Bandenstel uitspreiden, kin in het kinstuk leggen (afb. C),
bandenstel midden op het hoofd plaatsen. Controleren of het
bandenstel vlak ligt en niet verdraaid is.
4. Zorg ervoor dat het haar of het bandenstel de afdichtlijn niet
belemmert en dat de afdichtlijn volledig in contact is met het
gezicht en zich aan de contouren ervan aanpast.
5. Beide nekbanden (afb. D, stap 1) en vervolgens de banden aan de
slaap (afb. D, stap 2) gelijkmatig naar het achterhoofd toe
vasttrekken zodat het midden van het bandenstel in het midden
van het hoofd blijft (afb. E).
6. Lipje voorhoofdband (afb. D, stap 3) alleen vasttrekken, indien
noodzakelijk.
7. Normaal ademhalen.
De verbruikte lucht moet gemakkelijk uit het uitademventiel
stromen.
8. Volgelaatsmasker op lekkage controleren:
a. Maskeraansluitstuk dichthouden en inademen totdat er
onderdruk ontstaat.
b. Even de adem inhouden. De onderdruk moet gehandhaafd
blijven, anders het bandenstel aantrekken.
c. Controle op lekkage twee keer herhalen.
Dräger X-plore 6000