onmiddellijk vervangen door
een bevoegde medewerker
van de technische dienst of
een elektro-vakman.
Het apparaat mag uitlsuitend
–
aan een elektrische aanslui-
ting aangesloten worden die
werd uitgevoerd door een
electricien conform IEC
60364-1.
De stekker nooit met natte
–
handen aanraken.
Let erop dat netaansluiting en
–
verlengsnoer niet beschadigd
raken door eroverheen rijden,
knellen, trekken en dergelij-
ke. Bescherm de kabel tegen
hitte, olie en scherpe randen.
Netstekker en koppeling van
–
een verlengkabel moeten wa-
terdicht zijn en mogen niet in
water liggen. De koppeling
mag verder niet op de grond
liggen. Er wordt aanbevolen
om kabeltrommels te gebrui-
ken die garanderen dat de
contactdozen zich minstens
60 mm boven de grond be-
vinden.
Niet-geschikte elektrische
–
verlengkabels kunnen ge-
vaarlijk zijn. Gebruik in open
lucht enkel daartoe vrijgege-
ven en overeenkomstig ge-
kenmerkte elektrische ver-
lengkabels met een voldoen-
de grote diameter:
De netaansluitingleiding dient
–
regelmatig op beschadiging
te worden onderzocht, zoals
bv op vorming van scheuren
of slijtage. Wordt een bescha-
diging geconstateerd, moet
de leiding vóór een verder ge-
bruik worden vervangen.
Bij het vervangen van koppe-
–
lingen aan de stroomleiding
of de verlengkabel moeten de
waterdichtheid en de mecha-
nische stevigheid gegaran-
deerd blijven.
Het schoonmaken van het
–
apparaat mag niet met een
waterslang of hogedrukstraal
gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
Gebruik het apparaat niet bij
–
temperaturen beneden de
0 °C.
LET OP
Inschakelprocessen creëren
–
korte spanningdalingen.
Bij ongunstige netomstandig-
–
heden kunnen andere appa-
raten beïnvloed worden.
Bij netimpedantie van minder
–
dan 0,15 Ohm zijn geen sto-
ringen te verwachten.
Wateraansluiting
GEVAAR
De hogedrukslang mag niet
–
beschadigd zijn. Een bescha-
digde hogedrukslang moet di-
rect worden vervangen. Er
mogen alleen slangen en ver-
bindingen gebruikt worden
die werden aanbevolen door
de fabrikant. Bestelnr. zie ge-
bruiksaanwijzing.
De schroefverbinding van alle
–
aansluitslangen moet dicht zijn.
– 2
NL
31