1.7
Veiligheidsaanwijzingen voor de montage
Schenk andacht aan de volgende aanwijzingen:
•
De stroomrichting moet met de markering op het apparaat (indien aanwezig)
overeenstemmen.
•
Bij alle flensschroeven het maximale aandraaimoment respecteren.
•
Apparaten vrij van mechanische spanningen (torsie, buiging) inbouwen.
•
Flens-/tussenflensapparaten met parallel tegenovergeplaatste tegenflenzen monteren.
•
Apparaten alleen voor de voorziene bedrijfsomstandigheden en met geschikte pakkingen
monteren.
•
Bij trillingen van de buisleiding de flensschroeven met moeren beveiligen.
1.8
Veiligheidsaanwijzingen voor de elektrische installatie
De elektrische aansluiting mag alleen door geautoriseerd vakkundig personeel overeenkomstig
de elektrische schema's uitgevoerd worden.
De aanwijzingen voor de elektrische aansluiting in de handleiding in acht nemen, anders kan de
elektrische beveiligingsklasse beïnvloed worden.
Het doorstroommeetsysteem en meetomvormerbehuizing moeten geaard worden.
De toevoerleiding van de hulpenergievoeding gebeurt overeenkomstige de geldende nationale
en internationale normen. Bij ieder apparaat moet een separate zekering voorgeschakeld
worden, die zich in de buurt van het apparaat bevinden moet en als zodanig aangegeven moet
worden. De beveiligingsklasse van het apparaat is I, de overspanningcatergorie II. (IEC664).
De voeding en het stroomcircuit voor de spoelen van de opnemers zijn aanrakingsgevaarlijke
stroomcircuits.
De spoel- en signaalstroomkring mag alleen met de bijbehorende opnemers van ABB
samengeschakeld worden. Deze moet met de meegeleverde kabel gebruikt worden.
Aan de overige signaal-in- / uitgangen mogen alleen stroomcircuits aangesloten worden, de niet
aanrakingsgevaarlijk zijn, resp. kunnen worden.
1.9
Veiligheidsaanwijzingen voor het gebruik
Bij doorstroming van hete vloeistoffen kan aanraking van het oppervlak tot brandwonden
aanleiding geven.
Agressieve of corrosieve vloeistoffen kunnen beschadiging van de aan media blootstaande
componenten veroorzaken. Onder druk staande vloeistoffen kunnen daardoor voortijdig
uittreden.
Door materiaalmoeheid van de flensafdichting of procesaansluitafdichtingen (bijv. aseptische
schroefkoppeling van buizen, tri-clamp etc.) kan een onder druk staand medium uittreden.
Bij de inzet van interne platte afdichtingen kunnen deze door CIP-/SIP-processen bros worden.
Wanneer tijdens het bedrijf geregeld drukpieken boven de toegestane nominale druk van het
apparaat optreden, dan kan dit de levensduur van het apparaat nadelig beïnvloeden.
D184B141U03
FSM4000
Veiligheid
NL - 7