3
Ventileren
Bij het starten van het toestel wordt allereerst de ventilator naar het starttoerental gebracht.
Als het starttoerental is bereikt wordt de brander ontstoken. Code
als er na het stoppen van de brander wordt nageventileerd.
4
Ontsteken
Als de ventilator het starttoerental heeft bereikt vindt de ontsteking van de brander middels
elektrische vonken plaats. Tijdens het ontsteken is code
ontsteekt dan vindt na ongeveer 15 seconden een nieuwe ontsteekpoging plaats. Als na 4
ontsteekpogingen de brander nog niet brandt dan valt de automaat in storing. Zie § 7.12.1.
5
CV Bedrijf
Op de automaat kan een aan/uit of een OpenTherm thermostaat eventueel in combinatie met
een buitenvoeler aangesloten worden. Zie het elektrische schema. Bij een warmtevraag
afkomstig van een thermostaat volgt na het aanlopen van de ventilator (code
ontsteken (code
4
) en de CV bedrijfstoestand (code
Tijdens CV bedrijf wordt het toerental van de ventilator en daarmee het vermogen van het
toestel aangepast zodanig dat de temperatuur van het CV water naar de ingestelde CV-
aanvoertemperatuur toe geregeld wordt. In het geval van een aan/uit thermostaat wordt de
CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel ingesteld. In het geval van een OpenTherm
thermostaat wordt de gewenste CV-aanvoertemperatuur door de thermostaat bepaald. Bij
een buitenvoeler wordt de CV-aanvoertemperatuur bepaald door de in de branderautomaat
geprogrammeerde stooklijn. Tijdens CV bedrijf wordt de gevraagde CV-aanvoertemperatuur
op het bedieningspaneel weergegeven. Als de tapcomfortfunctie is ingeschakeld (zie code
), dan wordt een OpenTherm warmtevraag van minder dan 40 graden genegeerd. De
weerstand R kan verwijderd worden als de kamerthermostaat geen anticipatiestroom nodig
heeft. Zie § 9.2.
Tijdens CV bedrijf kan de maximale CV-aanvoertemperatuur ingesteld worden tussen 30 en
90°C en wordt de ingestelde CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel weergegeven.
Tijdens CV bedrijf kan door de service toets in te drukken de werkelijke CV-
aanvoertemperatuur afgelezen worden.
6
Tapwaterbedrijf
De warmwatervoorziening heeft voorrang op de verwarming. Als door de stromingssensor
een behoefte van meer dan 1,5 l/min aan warm tapwater wordt gedetecteerd, zal een
eventuele CV-vraag onderbroken worden. Na het aanlopen van de ventilator (code
4
onsteken (code
) komt de automaat in tapwaterbedrijf (code
Tijdens tapwaterbedrijf wordt het toerental van de ventilator, en daarmee het vermogen van
het toestel, geregeld door de automaat op basis van de ingestelde tapwatertemperatuur. De
regeling draagt zorg voor de juiste tapwatertemperatuur. Tijdens tapwaterbedrijf kan de water
temperatuur worden ingesteld tussen 50°C en 60°C. De ingestelde tapwatertemperatuur
wordt op het bedieningspaneel getoond.
Door de service toets in te drukken tijdens tapwaterbedrijf, kan de werkelijke
tapwatertemperatuur afgelezen worden.
7
Opwarmen toestel
Ten behoeve van een snelle levering van warm tapwater is een zogenaamde
tapcomfortfunctie in de automaat aangebracht. Door deze functie wordt de warmtewisselaar
op temperatuur gehouden. De tapcomfortfunctie kent de volgende instellingen:
Uit: (Beide LED's uit.) De warmtewisselaar wordt niet warm gehouden waardoor de
•
levering van warm tapwater even op zich laat wachten. Als er geen behoefte is aan warm
tapwater of aan de directe levering hiervan dan kan de tapcomfortfunctie uitgeschakeld
worden.
Aan: De tapcomfortfunctie van het toestel is continue ingeschakeld. Het toestel levert
•
altijd direct warm water.
Eco: De tapcomfortfunctie van het toestel is zelflerend. Het toestel past zich aan het
•
gebruikspatroon van het warm tapwater aan en zal de warmtewisselaar gedurende de
nacht, of bij lange afwezigheid, niet op temperatuur houden.
Het is tevens mogelijk de tapcomfortfunctie door een open therm kamerthermostaat te
laten in- en uitschakelen (zie § 7.4)
ACV International
3
is eveneens zichtbaar
4
zichtbaar. Indien de brander niet
3
) het
5
).
3
) en het
6
).
7
6