2.3 Afstelling van de maaihoogte
De maaihoogte kan door middel van de speciale hendel (1)
afgesteld worden.
U MAG DIT ENKEL DOEN ALS DE SNIJ-INRICHTING
STIL STAAT.
3. HET GRAS MAAIEN
• Autonomie van de batterij
De autonomie van de batterij (en dus de oppervlakte van
de gazon die bewerkt kan worden alvorens de batterij weer
op te laden) hangt hoofdzakelijk af van:
a) omgevingsfactoren, die leiden tot een grotere energie-
behoefte:
– maaien bij dik, hoog, vochtig gras;
b) gedrag van de bediener, die moet vermijden:
– de machine vaak aan- en uit te schakelen tijdens het
werken;
– een te lage maaihoogte ten opzichte van de condities
van het gras;
– een te hoge voortbewegingssnelheid vergeleken met
de hoeveelheid gras die gemaaid moet worden;
ELECTRONIC RPM ADAPTOR
Deze machine is voorzien van een elektronisch systeem
"ELECTRONIC RPM ADAPTOR" dat het toerental van de
motor aanpast aan de kracht die vereist wordt tijdens het
maaien van het gras..
Het systeem "ELECTRONIC RPM ADAPTOR" verhoogt de
autonomie van de batterij.
Bij laag gras (minder kracht), werkt de machine met een
laag toerental, en wordt de autonomie van de batterij
verhoogd.
Bij hoog gras (meer kracht), werkt de machine met een
hoog toerental, en wordt de autonomie van de batterij
verlaagd.
Om de autonomie van de batterij te optimiseren, raadt
men aan:
– het gras te maaien wanneer de gazon droog is;
– het gras vaak te maaien om te vermijden dat het tè hoog
groeit;
– een hogere maaihoogte in te stellen wanneer het gras
hoger staat en een tweede maaibeurt uit te voeren op
een lagere hoogte;
– de machine niet te gebruiken in functie "mulching" wan-
neer het gras zeer hoog staat.
Indien men de machine met langere werkbeurten wenst te
gebruiken dan wat mogelijk is met de standaard-batterij,
kan men:
– een tweede standaard-batterij kopen om de platte bat-
terij onmiddellijk te vervangen, zonder de continuiteit in
het gedrang te brengen;
– een batterij kopen met grotere autonomie dan de
standaard-batterij (zie 5.1).
OPMERKING Met deze machine kan men het gras op ver-
schillende wijzen maaien; vooraleer het werk aan te vangen,
raadt men aan de machine af te stellen al naargelang de
wijze waarop men het gras wil maaien. U MAG DIT ENKEL
DOEN ALS DE MOTOR UITGESCHAKELD IS.
3.1a Voorbereiding voor het maaien en opvangen
van het gras in de opvangzak:
– Plaats de achterste aflaatbeveiliging (1) omhoog en be-
vestig de opvangzak (2) correct zoals aangegeven op
de afbeelding.
3.1b Voorbereiding voor het maaien en uitlaat van
het gras achteraan:
– Verwijder de opvangzak en zorg ervoor dat de achterste
aflaatbeveiliging (1) stabiel omlaag blijft.
3.1c
Voorbereiding voor het maaien en fijnmalen
van het gras ("mulching" functie – indien
voorzien):
– Til de achterste steenbeschermkap (1) op, voer de de-
flectordop (5) in de uitlaatopening en duw hem goed aan
totdat de onderste rand correct aan de boord van de uit-
laatopening vastgehaakt wordt.
Om de deflectordop (5) te verwijderen, tilt u de achterste
aflaatbescherming (1) op en verwijdert u de dop door deze
omhoog getrokken te houden om de onderste rand van de
boord van de uitlaatopening los te maken.
3.2 Opstarten
Verzeker u ervan dat de batterij opgeladen is en correct in
de zitting geplaatst is, zoals aangegeven onder punt 4.4.
Open het luikje (1), en voeg vervolgens de veiligheidssleu-
tel (2) volledig in tot u de "klik" hoort.
Om de motor aan te schakelen, drukt men op de veilig-
heidstoets (4) en trekt men aan een van de twee hendels
(3) van de schakelaar.
3.3 Het gras maaien
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds op dezelf-
de hoogte en afwisselend in de twee richtingen gemaaid
wordt.
Wanneer de opvangzak te vol wordt, wordt het gras niet
meer efficiënt opgevangen en verandert het geluid van de
grasmaaier.
Om de opvangzak te verwijderen en te ledigen,
– de schakelhendel loslaten en wachten tot de snij-inrich-
ting stil staat;
– de achterste aflaatbeveiliging (2) omhoog plaatsen, de
handgreep vastnemen en de opvangzak verwijderen; de
opvangzak rechtop houden.
• In geval van "mulching": vermijd steeds grote hoeveel-
heden gras af te snijden. Maai nooit meer dan een derde
van de totale hoogte van het gras in een enkele beurt!
Pas de rijsnelheid aan de toestand van het grasveld en
de hoeveelheid gemaaid gras aan.
Raadgevingen voor de zorg van het gazon
Iedere soort gras heeft verschillende kenmerken en er kun-
nen dus verschillende werkwijzen nodig zijn om het gazon
te verzorgen; lees steeds de aanwijzingen op de zaadver-
pakkingen met betrekking op de maaihoogte, en al naarge-
lang de groeicondities van de zone waar men werkt.
Houd er rekening mee dat de meeste soorten gras uit een
steel en een of meerdere bladeren bestaan. Als de blade-
ren volledig afgemaaid worden, wordt het gazon bescha-
digd en zal het moeilijker teruggroeien.
Over het algemeen, gelden de volgende aanwijzingen:
– een te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en leegtes
in het grasveld, en een "gevlekt" aspect";
– in de zomer, moet het gras hoger gemaaid worden om te
vermijden dat het terrein uitdroogt;
– maai het gras niet wanneer het nat is; dit zou de werk-
zaamheid van de snij-inrichting verminderen omwille van
het gras dat eraan vastkleeft en zou scheuren in het gras-
veld veroorzaken;
– indien het gras bijzonder hoog is, is het raadzaam eerst
6