WAARSCHUWING: Til de unit niet op aan de
condensaat-afvoerbak of de wateraansluitingen,
afsluiters, flexibele leidingen of elektrische bedrading.
Til de unit op en plaats hem in lijn met de draadstangen.
Breng de tweede moeren aan maar draai ze nog niet
helemaal vast.
OPMERKING: De moeren mogen nu nog niet vast
worden aangedraaid en de unit mag niet strak tegen het
plafond worden geplaatst. Dit mag pas gebeuren nadat
alle aansluitingen zijn gemaakt en de unit op afschot is
geplaatst.
op afschot plaatsen van de unit (Fig. 7 en 8).
Plaats de unit dusdanig dat de condensaatafvoerbak
ongeveer 0,5% lager ligt dan de andere kant van de unit. In
de andere richting (luchtstroomrichting) moet de unit
zuiver horizontaal zijn (Fig. 7 en 8).
Condensaatafvoerleiding (Fig. 9): Gebruik als condensaat-
afvoerleiding een flexibele slang (ø16 mm inwendig).
De condensaatafvoer moet worden gelegd met een afschot
van tenminste 20 mm/m over het horizontale leidingdeel.
Ook moet een sifon van minstens 50 mm worden aan-
gebracht om te voorkomen dat rioollucht in de ruimte komt.
WAARSCHUWING: Controleer de slangenklem na het
aansluiten van de condensafvoerslang en zorg ervoor dat
er geen waterlekkage aanwezig is.
Indien meer units op één afvoer zijn geplaatst, moet een
inrichting worden aangebracht (Fig. 10). Controleer,
voordat de unit in bedrijf wordt gesteld, of het water in de
interne condensaatafvoerbak stroomt, door er wat water in
te gieten. Als u een probleem constateert, moet de
gradiënt van de afvoerpijp worden gecontroleerd en
gezocht worden naar mogelijke obstructies. In alle gevallen
moeten de verbindingskanalen bij de uitlaat van de unit
worden geïsoleerd, om te voorkomen dat zich condensaat
vormt op de wanden.
OPMERKING: De drukverliezen in het kanaal moeten
in overeenstemming zijn met de capaciteit van de units.
De binnenwanden van de kanalen moeten zo glad
mogelijk zijn. Vermijd scherpe bochten. Controleer op
lekkage en aanwezigheid van vuil en afval in de kanalen.
Dit kan namelijk schade veroorzaken aan de ventilator
en de klep van het uitblaasornament.
Wanneer de installatie is voltooid - d.w.z. de 42NH is aan
het plafond bevestigd, de luchtkanalen zijn voltooid de
waterleidingen zijn aangebracht met afsluiters op de
aftakkingen en de elektrische installatie is voorbereid -
sluit dan de waterleiding aan (3/4'' gasdraad aansluiting).
OPMERKING: Elke ventilatorconvector moet d.m.v.
flexibele waterleidingen aangesloten worden om schade
tengevolge van trillingen te voorkomen.
Breng een pakking (niet door Carrier geleverd) aan tussen
de wartelaansluiting en de afsluiter.
Nadat alle units zijn geïnstalleerd, open de afsluiters op de
aftakkingen van de waterleidingen, ontlucht het
watersysteem en zet deze weer onder druk. Ontlucht de
batterijen door de ontluchtingsschroe-ven iets los te
draaien. Daarna kan de unit in bedrijf worden gesteld.
48
NOOT: Schakel de stroomvoorziening pas in nadat alle
aansluitingen gemaakt en geaard zijn.
3.3 - Demontage
Schakel de hoofdstroom af d.m.v. de op het werk gemon-
teerde werkschakelaar (levering derden).
•
Neem de voedingskabels en de verbindingskabels los.
•
Sluit de afsluiters bij de aftakkingen van de
waterleidingen.
•
Neem de flexibele waterslangen los door de gasaan-
sluitingen los te draaien.
WAARSCHUWING: Omdat de flexibele waterslangen
niet zijn voorzien van afsluiters, moet een reservoir
worden geplaatst om de batterij af te tappen.
•
Neem de toevoerluchtkanalen los.
•
Neem de flexibele condensaatafvoerleiding los. Ledig
de sifon in een geschikt reservoir.
•
Ondersteun de unit en draai de vier moeren op de
draadstangen los. Laat de unit voorzichtig zakken.
4 - COMPONENTEN EN ONDERHOUD
4.1 - Ventilatormotor
4.1.1 - Demontage van de ventilator
WAARSCHUWING: Schakel de hoofdstroom uit alvorens
werkzaamheden aan de unit uit te voeren.
Noteer de kabels voor de aangesloten
ventilatortoerentallen. Wanneer een ventilator of motor
defect is moet het gehele samenstel worden gedemonteerd
en vervangen (Fig. 11).
•
Verwijder het filter.
•
V erwijder het toegangspaneel van de ventilator.
•
Neem de voedingskabels van de ventilator/motor los
(hoofd- en stuurstroombedrading voor motor met
variabel toerental).
•
Demonteer de regelaar, indien toegepast (bevestigd
met schroeven), om toegang te krijgen tot de
schroeven van het paneel waarop de ventilator rust.
•
D e ventilator en het paneel worden op hun plaats
gehouden door vier torx borgschroeven (T20).
Verwijder deze en schuif de ventilator omlaag.
•
Verwijder de ventilatormotor en ventilator.
OPMERKING: Raak tijdens de demontage de
schoepen niet aan om beschadiging en onbalans te
voorkomen.
•
Voor units met elektrische verwarming (optie) moet
de voedingskabel naar het verwarmingselement
worden losgenomen. Trek de kabel uit de doorvoer.
•
Verwijder de bevestigingsschroeven van de verwar-
mingselementen.
•
Volg nadat de ventilatormotor is vervangen de
bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde.
WAARSCHUWING: De elektrische aansluitingen op de
ventilatormotor moeten worden gemaakt overeenkomstig
de labels op het klemmenblok.