- Gebruik een grove schuurband (korrel 50)
voor het schuren van ruwe, ongelijkmatige
oppervlakken.
- Gebruik een medium schuurband (korrel 80)
voor het verwijderen van de krassen die zijn
overgebleven van het grove schuurpapier.
- Gebruik een fijne schuurband (korrel 120) voor
het afwerken van oppervlakken.
• Zorg ervoor dat de schuurband (12) recht
en gecentreerd om de schuurzool (3) en de
schuurbandrollen (4) wordt gemonteerd.
• Maak de klemhendel (5) vast.
Verwijderen
• Plaats de machine op de zijkant met de
V-snaardeksel (11) naar beneden gericht.
• Maak de klemhendel (5) los.
• Verwijder de schuurband (12).
• Maak de klemhendel (5) vast.
Centreren van de schuurband (fig. B)
Indien de schuurband niet parallel loopt met
de buitenrand van de behuizing, moet de
schuurband worden gecentreerd.
• Draai de centreerknop (6) rechtsom om de
schuurband (12) naar binnen te bewegen.
• Draai de centreerknop (6) linksom om de
schuurband (12) naar buiten te bewegen.
GEBRUIK
In- en uitschakelen (fig. A)
• Om de machine in te schakelen, drukt u de
aan/uit-schakelaar (1) in.
• Om de machine naar continubedrijf te
schakelen, houdt u de aan/uit-schakelaar
(1) ingedrukt en drukt gelijktijdig de
vergrendelingsknop (2) in.
• Om continubedrijf uit te schakelen, drukt u de
aan/uit-schakelaar (1) nogmaals in.
• Om de machine uit te schakelen, laat u de aan/
uit-schakelaar (1) los.
Stofafzuiging (fig. C)
• Plaats de stofzak (13) in de stofzakaansluiting
(9).
Aanwijzingen voor optimaal gebruik
• Klem het werkstuk vast.
• Houd de machine vast met een hand aan de
14
hoofdhandgreep en de andere hand aan de
extra handgreep.
• Schakel de machine in.
• Plaats de schuurband op het werkstuk.
• Beweeg de machine langzaam over het
werkstuk, waarbij de schuurband stevig tegen
het werkstuk wordt gedrukt.
• Oefen niet te veel druk uit op de machine. Laat
de machine het werk doen.
• Schakel de machine uit en wacht totdat de
machine volledig tot stilstand is gekomen
voordat u de machine wegzet.
REINIGING EN ONDERHOUD
Schakel voor reiniging en onderhoud
altijd de machine uit en verwijder de
netstekker uit het stopcontact.
• Reinig regelmatig de behuizing met een zachte
doek.
• Houd de ventilatieopeningen vrij van stof en
vuil. Gebruik indien nodig een zachte, vochtige
doek om stof en vuil uit de ventilatieopeningen
te verwijderen.
• Reinig regelmatig de schuurzool en de
schuurbandrollen om onnauwkeurigheden
tijdens gebruik te vermijden.
Vervangen van de schuurband (fig. B)
• Ga voor het verwijderen van de oude
schuurband (12) te werk zoals beschreven in
het gedeelte "Monteren en verwijderen van de
schuurband".
• Ga voor het monteren van de nieuwe
schuurband (12) te werk zoals beschreven in
het gedeelte "Monteren en verwijderen van de
schuurband".
Controleren en vervangen van de koolborstels
(fig. A)
De koolborstels moeten regelmatig worden
gecontroleerd. Indien de koolborstels versleten
zijn, zal de machine ongelijkmatig beginnen te
draaien.
Gebruik uitsluitend het juiste type
koolborstels.