MTD ALPHA95-165H Manual De Instrucciones página 70

NL
Vóór het gebruik
¾ Maak u voor aanvang van de werkzaamheden
vertrouwd met de machine, de
bedieningselementen en de bediening
hiervan.
¾ Controleer of alle bevestigingselementen
(moeren, pennen en bouten, etc.) vastzitten,
om te zorgen dat de machine veilig kan
worden gebruikt.
¾ Gebruik de machine alleen in technisch
probleemloze toestand. Wijzig nooit de in de
fabriek vooringestelde motorinstellingen. Laat
beschadigingen door een gekwalificeerd vakman
of een gespecialiseerde werkplaats repareren.
¾ Verwijder instelgereedschap of
schroefsleutels voordat u de machine
inschakelt. Een stuk gereedschap, dat zich
binnen het bereik van het roterende maaiwerk
bevindt, kan tot letsel leiden.
¾ De machine mag nooit worden gebruikt
met beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen. Laat deze door
een hiervoor gekwalificeerd vakman of
gespecialiseerde werkplaats repareren of indien
nodig vervangen.
¾ Gebruik de machine nooit zonder de
beschermende veiligheidsvoorzieningen
en verwijder deze niet. De beschermende
veiligheidsvoorzieningen zijn bestanddeel van de
machine.
¾ Gebruik de machine nooit met defecte of
beschadigde veiligheidsvoorzieningen.
Veiligheidsvoorzieningen dienen voor uw
veiligheid en moeten altijd in goed werkende
toestand zijn. U mag geen wijzigingen aan
veiligheidsvoorzieningen uitvoeren of de werking
hiervan omzeilen.
¾ Controleer de grasvanginrichting op
beschadiging en correcte montage.
¾ Controleer voor het maaien of geen takken,
stenen, draden, etc., op het gras liggen en
houd tijdens het maaien altijd rekening met
dergelijke obstakels. Voorwerpen kunnen
worden gegrepen en weggeslingerd.
¾ Controleer (visuele controle) of de
maaimessen en de bevestigingsmiddelen
hiervan stomp, beschadigd of vervormd zijn.
¾ Aanhangers of aanbouwapparatuur volgens
de voorschriften koppelen. Aanbouwapparaten,
aanhangers, ballastgewichten en gevulde
grasvanginrichtingen beïnvloeden het rijgedrag,
vooral de wendbaarheid, het remvermogen en
kantelneiging.
70
Veiligheidsaanwijzingen
Tijdens gebruik
¾ Maai geen grasvelden met een halmhoogte
van meer dan 25 cm.
¾ Rijd voorzichtig. Verminder de snelheid, voordat
u een bocht neemt.
¾ Werk niet met de machine niet in een
explosiegevaarlijke omgeving, waarin zich
brandbare vloeistoffen, gassen of stof
bevinden. De machine kan vonken afgeven, die
het stof of de dampen kunnen ontsteken. Vermijd
open vuur, vonkvorming en niet roken.
¾ Wees zeer voorzichtig, als u achteruit maait of
rijdt. Rijd hierbij langzaam en kijk naar achter op
de grond, zodat ongevallen worden voorkomen.
¾ Verstel de maaihoogte alleen bij
uitgeschakelde motor en stilstaand maaiwerk.
¾ Verwijder de grasvanginrichting of de
optionele leiplaat niet bij draaiende motor.
¾ Rijd nooit met draaiend maaiwerk over grind
of voetpaden. Er bestaat dan gevaar voor
steenslag!
¾ Maai niet over hoog gegroeid, droog gras
(bijv. weidegras) of over droge loofhopen.
Parkeer de machine niet op droog gras of
loof. Brandgevaar door contact met de hete
uitlaat en als gedroogd gras of loof zich verzamelt
op het hete maaiwerk.
¾ Let bij het werken langs straten of bij het
oversteken van een straat op het verkeer.
De machine is niet bestemd voor gebruik langs
openbare wegen.
¾ Leeg de grasvanginrichting nooit bij
draaiend maaiwerk. Bij het legen van de
grasvanginrichting kunt uzelf of kunnen anderen
door weggeslingerd maaigoed of voorwerpen
gewond raken.
¾ Wees zeer voorzichtig bij het openen en
sluiten van de grasvanginrichting – er bestaat
knelgevaar.
¾ Houd bij het maaien bij begrenzingen, bijv. in
de buurt van steile hellingen, sloten of onder
bomen, bij struiken en heggen, voldoende
afstand.
¾ Wordt een vreemd voorwerp (bijv. een
steen) door het maaiwerk geraakt of begint
de machine abnormaal te trillen, moet u de
motor direct uitzetten. Controleer de machine
op beschadiging voordat u hier verder mee
werkt. Breng de machine indien nodig naar een
gespecialiseerde werkplaats.
Veiligheidsaanwijzingen