aangebracht te zijn (Afb. 1.7)
Maximale slingerverplaatsing:
minder dan 30° (Afb. 1.8)
Kan geen dienst doen om
wegzakking te voorkomen (in
poedervormige of modderachtige
producten) (Afb.1.9)
Gebruiksvoorzorgen:
Controleer of de hoogte van het
verankeringspunt ten opzichte van
de werkruimte overeenkomt met
het vermogen van de valbescher-
ming en of er voldoende diepgang
mogelijk is overeenkomstig de
werking van het product tijdens
een eventuele val.
Let er tijdens het gebruik op dat
de kabel of de riem niet om armen
of benen verstrengeld raakt.
Niet meer dan 1 persoon aan de
antivaluitrusting vastkoppelen.
De afwikkeling van de kabel en
band nooit blokkeren
De kabel of de lus moet altijd
gespannen blijven. In het geval
van een 'slap hangen' dient u het
apparaat door de fabrikant laten
verifiëren.
Laterale verplaatsingen moeten
niet langer zijn dan één derde van
de afstand grond/ werkhoogte.
Verplaats u op normale loopsnel-
heid. Versnellingen, sprongen en
andere plotselinge bewegingen
doen het remsysteem blokkeren.
Het apparaat is speciaal ontwikkeld
voor een verticaal gebruik. In het ge-
val dat uw spanrol is bedoeld voor
een bijzonder gebruik (horizontaal of
schuin) dient u de specifieke aanbeve-
lingen te volgen in de bijlage.
VRIJE RUIMTE
Controleer voor het gebruik van een
spanrol dat er een minimale vrije va-
lruimte bestaat onder de voeten van
de gebruiker, om iedere val op de
structuur op de grond te vermijden.
Met een massa van 100 kilo in een
normale gebruiksopstelling (spanrol
boven het hoofd) is de open valruimte
D de stopafstand H + een extra hoog-
te A + 1 m. A is een functie van de
lengte van de kabel, L en de hoek α
gevormd door de kabel ( waar D, H, A
en L en m en α en °) (Afb. 3) (behalve
bijzondere gevallen: zie de specifieke
handleiding).
BEVESTIGINGSPUNT
Gebruik indien nodig structurele be-
vestigingspunten (conform aan de EN
795), dat wil zeggen elementen die
duurzaam zijn bevestigd op een struc-
tuur (muur, paal...).
Controleer het bevestigingspunt al-
tijd (behalve bijzondere gevallen: zie de
specifieke handleiding) :
28
28
Het moet een minimale weers-
tand van 10 kN hebben (Afb. 1.10)
Het bevestigingspunt moet zich
boven de positie van de gebruiker
bevinden (Afb. 1.7).
Moet zich in de verticale as ten
opzichte van de werkplek bevin-
den: (maximale hoek ± 30°),
Dient zich perfect aan te passen
aan het bevestigingspunt van de
uitrusting.
Mag geen scherpe kanten
hebben
MUSKETON
Deze moet conform aan de norm
EN 362 zijn.
Als de musketon dient om aan
een aanknopingspunt bevestigd
te worden, controleer dan dat de
aanbevelingen in de paragraaf
'BEVESTIGINGSPUNT' worden
nagevolgd.
GA OP HET OGENBLIK VAN
DE VERBINDING VAN DE
MUSKETON NA OF HET
VERGRENDELINGSSYSTEEM
CORRECT IS GEPLAATST .
ATTENTIE
De musketon is een essentieel ele-
ment voor uw veiligheid. We advise-
ren u dus:
Eén verbinding per persoon toe
te wijzen telkens dat mogelijk is,
Deze na te kijken bij elk gebruik,
met name om er zich van te
overtuigen van de afwezigheid
van vervormingen, de afwezigheid
van slijtage en de goede werking
ven het vergrendelingssysteem
(Afb. 4),
De verbinding niet meerdere
keren per werkdag bevestigen
en los maken, indien deze een
manuele vergrendeling heeft.
HET SPREEKT VANZELF DAT, INDIEN
DE MUSKETON WERD GEBRUIKT
OM EEN VAL TE STOPPEN, HET
ESSENTIEEL IS, OMWILLE VAN
DE VEILIGHEID, HEM TERUG TE
ZENDEN TER CONTROLE .
PERIODIEK ONDERZOEK
Deze instructies moeten bij het pro-
duct worden bewaard, vul de identi-
ficatiefiche in, met alle informatie van
de markering. Dit periodiek onderzoek
controleert de efficiëntie en de weers-
tand van de uitrusting en is onontbee-
rlijk om de veiligheid van de gebruiker
te garanderen (raadpleeg de paragraaf
'controle voor het gebruik'). Deze EPI
dient minstens één keer per jaar door
de fabriek (behalve bijzondere gevallen:
zie de specifieke handleiding) of een
erkende reparateur nagekeken te wor-