Inline-kalibratie
De inline-kalibratieprocedure kan gebruikt worden om de sensor direct inline te kalibreren, tegen een
vloeistofmonster met een bekende opgeloste zuurstofconcentratie. Om dit type kalibratie uit te
voeren, moet het instrument ingesteld staan op kalibratietype In line. Schakel, indien nodig, het
instrument in en wacht ongeveer één minuut tot de weergegeven meting gestabiliseerd is. Stel de
sensor bloot aan een vloeistofmonster met een bekende gasconcentratie.
1. Druk op toets CAL (kalibreren). Houd er rekening mee dat deze toets uitgeschakeld kan zijn om
een ongewenste reset te vermijden (raadpleeg
op pagina 82 voor meer informatie).
2. Er verschijnt een korte melding [---] over het wissen.
3. Druk binnen 3 seconden opnieuw op CAL.
4. In het lcd-display knippert een meting, die de zuurstofconcentratie van het kalibratiemonster
aangeeft.
5. Ervan uitgaande dat u weet welke waarde bij de gasinhoud hoort, kunt u de weergegeven waarde
instellen met de toetsen Pijltje omhoog/omlaag.
6. Als de meting ingesteld is op de bekende concentratie, druk dan nogmaals op CAL.
7. Het instrument geeft CAL weer en keert terug naar de meetmodus.
Kalibratie in lucht
De sensor kan nauwkeurig gekalibreerd worden in lucht. Om dit type kalibratie uit te voeren, moet
het instrument ingesteld staan op kalibratietype In air (in lucht).
Om de sensor in lucht te kalibreren, moet u deze uit de houder of doorstroomkamer verwijderen.
Veeg het beschermende kijkraampje van de sensor droog (indien van toepassing).
De kalibratie werkt het beste met behulp van de beschermingsdop die de sensor beschermde tijdens
het transport. Vul de dop met een aantal druppels water, schud het overtollige water eruit en zet de
dop vervolgens op de sensor door middel van de ring. U kunt de dop het beste niet helemaal
vastzetten om samendrukking van de lucht binnenin te vermijden. De dop en de sensor moeten
dezelfde temperatuur hebben.
Schakel, indien nodig, het instrument in en wacht ongeveer één minuut tot de weergegeven meting
gestabiliseerd is.
1. Druk op toets CAL (kalibreren). Houd er rekening mee dat deze toets uitgeschakeld kan zijn om
een ongewenste reset te vermijden (raadpleeg
op pagina 82 voor meer informatie).
2. Er verschijnt een korte melding [---] over het wissen.
3. Druk binnen 3 seconden opnieuw op CAL.
4. Het percentage van het gemeten vermogen ten opzichte van het ideale vermogen wordt
weergegeven.
5. Druk nogmaals op CAL nadat de meting gestabiliseerd is.
Als het nieuwe kalibratievermogen binnen 25% tot 175% van het ideale vermogen ligt, geeft het
instrument CAL weer en keert het terug naar de meetmodus. De kalibratie is nu voltooid, de
sensor is gekalibreerd en u kunt verdergaan met uw metingen. Als het nieuwe kalibratievermogen
niet binnen dit bereik ligt, geeft het instrument Err (fout) weer en keert het terug naar de
meetmodus. Het systeem kalibreert niet en er is waarschijnlijk onderhoud aan de sensor nodig.
Controleren van het kalibratiebereik
Wanneer u de sensor in lucht of in een spangas kalibreert, zoals beschreven onder
op pagina 83, dan moet de nieuwe kalibratiestroom tussen 25% tot 175% liggen van de ideale
stroom (opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen van het instrument voor elk membraan). Is dit niet
het geval, dan geeft het lcd-scherm van het instrument Err (fout) aan en wordt de kalibratie niet
uitgevoerd. Wanneer het systeem niet kalibreert, dan is hoogstwaarschijnlijk een onderhoudsbeurt
van de sensor nodig.
84 Nederlands
Toets CAL van het instrument vergrendelen
Toets CAL van het instrument vergrendelen
Sensorkalibratie