ATEX Apparatuur Categorie Aanduiding Tabel
TEMPERATUURKLASSEN
Explosie-
groep
T1
T2
I
Methaan
Ethylalcohol
Aceton
i-amyl acetaat
Ethaan
n-butaan
Ethylacetaat
n-butylalcohol
Ammoniak
Benzeen (zuiver)
Azijnzuur
II A
Koolstofmonoxide
Koolstofoxide
Methaan
Methanol
Propaan
Toluol
Stadsgas
II B
Ethyleen
(Lichtdoorlatend gas)
II C
Waterstof
Acetyleen
3.6 HET VOORKOMEN VAN OPHOPING VAN EXPLOSIEVE MENGSELS
Om ontploffingsgevaar te voorkomen, zorg ervoor dat tijdens de pompwerking de pomp
en de zuig-/persleiding volledig gevuld zijn met vloeistof. De omgeving moet goed geven-
tileerd zijn om mogelijke gevaren uit vrijgekomen brandbare dampen of gassen in de at-
mosfeer te voorkomen.
Zorg ervoor dat de pomp waar mogelijk naar behoren gevuld is met vloeistof
en lange tijd niet uit zal drogen om ophoping van explosieve mengsels te
voorkomen.
GEVAAR: Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot explosie, materiële
schade, ernstig lichamelijk en/of dodelijk letsel.
3.7 AARDING
Mechanische bediening en stromende vloeistoffen kunnen statische elek-
triciteit opwekken. Om het risico van vonken door statische elektriciteit te
voorkomen, dient u de pomp en alle andere apparatuur die wordt gebruikt
in de gevarenzone te aarden. Controleer uw lokale elektrische reglement
voor gedetailleerde aardingsinstructies voor uw gebied en soort apparatuur.
De Flojet pomp is uitgerust met een aardingskabel.
De pomp moet geaard worden aangesloten voor bediening om het risico op
een statische vonk te minimaliseren. Periodieke inspectie van de aardverbind-
ing moet worden uitgevoerd om te zorgen dat de apparatuur goed geaard is
conform lokale reglementen. Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden
tot explosie, materiële schade, ernstig lichamelijk en/of dodelijk letsel.
3.8 HET VOORKOMEN VAN LEKKEN
Het is essentieel dat chemische compatibiliteit tussen de pomp en de vloeibare
media voor installatie en gebruik van de apparatuur wordt gecontroleerd door
de gebruiker. Chemische onverenigbaarheid kan voortijdige storing veroorza-
ken en kan leiden tot lekkage. Lees altijd de handleidingen en instructies van
fabrikanten voordat u vloeistof of oplosmiddel in de pomp gebruikt.
De pomp moet worden gemonteerd zodat deze beschermd is tegen stoten met
stompe voorwerpen die schade kunnen veroorzaken.
Als een lek in de atmosfeer tot gevaar kan leiden, dan wordt het gebruik van
een vloeistofdetectiesysteem aanbevolen. Bescherm de omgeving en perso-
neel voor onverwachte storingen door een beschermkap te installeren om lek-
kage van het product vast te houden en te verzamelen.
De pomp is uitgerust met dubbele membranen voor verhoogde levensduur. Bij
een gescheurde membraan kan vloeistof in de luchtgeleiding terecht komen
en door de uitlaatpoort worden afgevoerd. Het is daarom aanbevolen dat de
luchtuitlaat door een buizenstelsel naar een veilig gebied wordt geleid.
GEVAAR: Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot explosie, materiële
schade, ernstig lichamelijk en/of dodelijk letsel.
3.9 PREVENTIEF ONDERHOUD
Het is aanbevolen om een onderhoudsplan en tijdschema in te voeren, die in lijn is met de
gebruiksaanwijzing van de apparatuur, en die het volgende omvat:
•
Aanvullende systemen die in de apparatuur geïnstalleerd worden, moet worden
gecontroleerd om de veiligheid en juiste werking te garanderen.
•
Controleer of de functievoorwaarden binnen werkbereik van de pompen zijn. Zie
specificaties van pompcapaciteit.
•
Controleer de apparatuur regelmatig en repareer of vervang onderdelen die ver-
sleten of beschadigd zijn.
•
De pomp en aanverwante apparatuur moet worden onderhouden in een veilige
omgeving buiten de gevarenzone. Zorg ervoor dat alle vloeistoffen zijn afgetapt
en de pomp niet onder druk staat bij het verwijderen van de pomp voor onder-
houd.
•
Wanneer een pomp voor de eerste keer wordt geïnstalleerd, zorg ervoor dat hij
correct geaard is.
•
Wanneer een pomp voor de eerste keer wordt geïnstalleerd, zorg ervoor dat
alle pompaansluitingen en afdichtingen correct zijn aangebracht om lekkage te
voorkomen. Gebruik alleen originele onderdelen van Flojet zoals aangegeven op
de onderdelenlijst.
•
Vertrouw niet op de teller of timer om de onderhoudsfrequentie te bepalen. Dit
is geen procescontrole voor de pompveiligheidsprestaties. Controleer altijd de
pomp en extra apparatuur op lekkages en juiste werking.
•
Overschrijd niet de maximale luchtdruk van 100 PSI op de pomp.
•
Spoel de pomp om te voorkomen dat de vloeistof in de pomp opdroogt of bevri-
est en het beschadigt.
•
Spoel de pomp altijd en verlicht de druk voordat u deze opbergt.
Om het risico op mogelijk ontploffingsgevaar tijdens het onderhoud te ver-
minderen, gebruik geen items zoals gereedschap of schoonmaakmiddelen die
vonken kunnen opwekken of negatieve invloed hebben op de omgevingsom-
standigheden. Waar sprake is van een risico van dergelijke gereedschappen
en materialen, moet het onderhoud van de pomp worden uitgevoerd in een
veilige omgeving.
GEVAAR: Preventief onderhoud is nodig om mogelijke gevaren te voorkomen die
het risico van een explosie kunnen vergroten. Het is de verantwoordelijkheid van
de exploitant te voldoen aan de aanbevolen onderhoudsvoorschriften. Als u deze
instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot explosie, materiële schade, ernstig licha-
melijk en/of dodelijk letsel.
T3
T4
T5
Benzine
Acetylaldehyde
Dieselbrandstof
Ethylether
Vliegtuigbrandstof
Stookolie
n-hexaan
Koolstofdisulfide
Aarding
Aarding aan
Systeemaarding
of stelling
4.0 Productspecificatie
Pomp
T6
Vloeistoftemperatuur
Priming
Debieten
Gasaansluitdruk
Geluidsniveau
5.0 Flow-volumecurve
6.0 Maattekening
VOORZICHTIGHEID
3.21
(82)
2.20
(56)
4.52
(115)
Vloeistof in
0.71
(19)
1.84
(47)
7.0 Montage
7.1 MONTAGE
De Flojet G70/G71 pomp is zelfaanzuigend en moet in een droge en
goed geventileerde ruimte worden gemonteerd. Deze pomp kan een
paar meter van de tank worden gemonteerd, boven of onder het vloe-
istofniveau. Niet meer dan 4 meter boven het vloeistofniveau wordt aan-
bevolen. NB: Dit is geen dompelpomp. Zet de pomp op de gewenste
montage armatuur door het inbrengen van schroeven in de rubber-
dichtingsringen in de voet van de pomp. Vloeistofpoorten moet omlaag
gericht zijn.
7.2 SLANGAANSLUITINGEN
Vloeistof In – Gebruik een 3/8" of ½" ID verstevigde slang of gelijkwaardig.
Vermijd scherpe bochten die de doorstroom beperken of bezwijking van
de slang onder vacuüm veroorzaakt.
Vloeistof Uit – Gebruik een 3/8" of ½" ID verstevigde slang voor afvoerleiding.
7.3 LEIDINGEN
Gebruik een flexibele slang om overmatige druk op de
fittingen te voorkomen. Krimp of knik de slang niet. Alle
slangen moeten dezelfde grootte hebben als de fittingen.
Alle fittingen en slangen moeten compatibel zijn met de
te pompen vloeistof. Het gebruik van terugslagkleppen
in het leidingsysteem kan het priming vermogen van de
pomp belemmeren. Als dit onvermijdbaar is, controleer
dat de terugslagkleppen in het leidingsysteem een open-
ingsdruk van 2 PSI of minder hebben.
Om grote vreemde deeltjes weg te houden van de pomp-
kleppen die kunnen leiden tot verlies van priming vermo-
gen, wordt een inline filter aanbevolen met een minimum
net van 40 steken om te gebruiken op de zuigleiding van de pomp. De filter moet geschikt zijn voor
gebruik in een potentieel explosieve atmosfeer.
7.4 BEDIENING
GEVAAR: STIKGEVAAR. Als CO2 of N2 gas wordt gebruikt om de pomp aan te dri-
jven, zorg er dan voor dat de ruimte goed geventileerd is of gas via een slang naar
buiten wordt geleid.
Min
40º F (4.4 ºC)
Max
120º F (48.9º C)
Droog
15 ft. (4.5 m)
Nat
20 ft. (6.1 m)
Max
Up tot 5 GPM (18.9 LPM)
20 tot 100 PSI (1.4 tot 6.9 bar)
Max
87 dB
Kalrez® membraan met 1/2" poorten
Debiet in GPM (1/min.)
4.58
(116)
5.81
(148)
Lufteinlass
0.92
Vloeistof uit
Luchtuitlaat
(23)
Geluiddemper
20 PSI
100 PSI
Min.
Max.
20 100
CO
/Lucht =
2
15 FEET
(4.57M)
MAX
Vloeibare
bron
FLEXIBELE
SLANG
0.25
(6.4)
5.27
(134)
Inches (millimeters)
PSI Naar
uitlaat-bron
40 gaasfilter
RIGIDE
LEIDING