Veilige Werking en Onderhoud
A. Algemeen
1. Aanpassingen en toevoegingen die de capaciteit en
de veilige werkingbeïnvloeden mogen niet door de
gebruiker uitgevoerd worden zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de fabrikant. Waarschu-
schuwingsemblemen betreffende capaciteit, werking en
onderhoud dienen overeenkomstig aangepast te worden.
2. Indien de heftruck met andere voorzetapparatuur is
uitgerust dan fabrieks-geïnstalleerde, moet de gebruiker
verzoeken om identificatie van de voorzetapparatuur op
de heftruck met vermelding van het juiste gewicht van de
truck/voorzetapparaat combinatie in de hoogste stand en
de lading gecentreerd.
3. De gebruiker dient te zorgen voor het op de juiste
plaats en leesbaar houden van alle naamplaten en
waarschuwingsemblemen.
B. Chauffeurstraining
1. Uitsluitend aan getrainde en gekwalificeerde chauf-
feurs is het toegestaan te werken met een gemotoriseer-
de industriële truck. Er dienen methoden ontwikkeld te
worden om chauffeurs te trainen in de veilige
behandeling van gemotoriseerde industriële trucks.
C. Bediening van de heftruck
1. Trucks mogen niet in de richting van een persoon
gereden worden die voor een vast object staat.
2. Niemand is het toegestaan onder het geheven
gedeelte van de truck te lopen of te staan.
3. Ongeautoriseerd personeel mag niet meerijden op
gemotoriseerde industriële trucks. Indien het meerijden is
toegestaan dient er een veilige voorziening voor
aangebracht te worden.
24
4. De gebruiker dient te voorkomen dat armen of benen
door de hefmast worden gestoken of buiten de contou-
ren van de heftruck komen.
5. Bij het onbeheerd laten van een gemotoriseerde
industriële truck dient het ladingshefmechanisme in de
laagste stand te staan, bedieningshendels in neutraal
gezet, contacten afgezet en remmen aangetrokken.
Indien de truck op een helling is geparkeerd dienen de
wielen geblokkeerd te worden.
6. Een gemotoriseerde industriële heftruck is onbeheerd
indien de chauffeur meer dan 8 meter van de truck is
verwijderd, terwijl deze wel of niet in het zicht van de
chauffeur blijft.
7. Indien de chauffeur nog binnen 8 meter van de truck
is, dienen het ladingshefmechanisme in de laagste
stand, de bedieningshendels in neutraal, en de
remmen aangetrokken te zijn.
8. Er dient een veilige tussenruimte aangehouden te
worden bij de randen van hellingen en laadplatformen.
Heftrucks mogen niet gebruikt worden voor het openen
en sluiten van vrachtdeuren.
9. Indien nodig dient er een ladingbeschermrek gebruikt
te worden om de mogelijkheid van het naar achteren
vallen van de lading te voorkomen.
D. Het rijden met de heftruck
1. De chauffeur is verplicht langzaam te rijden en een
geluidssignaal te geven bij kruisingen en andere plaat-
sen waar het zicht beperkt wordt. Indien de vervoerde
lading het uitzicht naar voren belemmert, dient de
chauffeur met de lading naar achteren gericht te rijden.
2. Bij het oprijden of afrijden van hellingen van meer
dan 10 procent, dient de beladen heftruck de helling
vooruit op te rijden en achteruit af te rijden.
793494 R1