Elektrische veiligheidsafrastering
veiligheidsdoeleinden wordt gebruikt en die uit een elektrische
afrastering en een fysieke begrenzing bestaat, die elektrisch van de
elektrische afrastering geïsoleerd is.
Fysieke begrenzing
– Een begrenzing met een hoogte van minstens 1,5
m die ten doel heeft onopzettelijk contact met de stroomvoerende
geleiders van de elektrische afrastering te voorkomen. Fysieke
begrenzingen worden gewoonlijk van verticaal schotwerk, stijve
verticale stangen, hard gaas, staven of kippengaas vervaardigd.
Vereisten voor elektrische weide-afrasteringen
Elektrische weide-afrasteringen en de bijbehorende apparatuur moeten
zodanig worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden dat het gevaar
voor mensen, dieren en hum omgeving zoveel mogelijk wordt
verminderd.
Pas op!
Raak elektrische afrasteringsdraden vooral niet met het
hoofd, de nek of de romp aan. Klim niet over een meerdraads
elektrische afrastering heen, niet erdoorheen en niet eronderdoor.
Gebruik een poort of een speciaal ontworpen overgang.
Dit elektro-afrasteringsapparaat is niet bedoeld voor gebruik door
personen (ook kinderen) met verminderde lichamelijke, sensorische of
geestelijke vermogens dan wel gebrek aan ervaring en kennis, tenzij zij
onder toezicht staan van een persoon die voor hun veiligheid
verantwoordelijk is dan wel van wie zij instructies over het gebruik van
het elektro-afrasteringsapparaat hebben gekregen.
Op kinderen dient toezicht te worden gehouden om te voorkomen dat
zij met het elektro-afrasteringsapparaat gaan spelen.
Elektro-afrasteringsconstructies waarbij het gevaar groot is dat mensen
of dieren erin vastraken, dienen te worden vermeden.
Een elektrische weide-afrastering mag niet op twee of meer
afzonderlijke elektro-afrasteringsapparaten of op onafhankelijke
afrasteringscircuits van hetzelfde elektro-afrasteringsapparaat worden
aangesloten.
De afstand tussen de draden van twee elektrische weide-afrasteringen
die door gescheiden elektro-afrasteringsapparaten met onafhankelijke
impulsen worden gevoed, moet minstens 2,5 m bedragen. Als deze
opening moet worden gesloten, dienen hiervoor elektrisch niet-
geleidende materialen of een geïsoleerde metalen afscheiding te
worden gebruikt.
Prikkeldraad of scheermesdraad mag niet op een elektro-
afrasteringsapparaat worden aangesloten.
De stroomvoerende draad of draden van een elektrische weide-
afrastering kunnen met een niet-stroomvoerende afrastering met
prikkeldraad of scheermesdraad worden aangevuld. De
steuninrichtingen van de stroomvoerende draden dienen zo te worden
geconstrueerd dat tussen de stroomvoerende draden en het verticale
vlak van de niet-stroomvoerende draden een minimum afstand van
150 mm is gegarandeerd. Het prikkeldraad en scheermesdraad dienen
op regelmatige afstanden te worden geaard.
Volg onze aardingsadviezen op. Zie
testen
op blz. 82.
Tussen de aardingselektrode van het elektro-afrasteringsapparaat en
mogelijke andere componenten die op een aardingssysteem zijn
aangesloten, zoals bijvoorbeeld de randaarding van de
stroomvoorziening of de aarding van het telecommunicatiesysteem,
dient een minimum afstand van 10 m te worden aangehouden.
Aansluitdraden die in gebouwen lopen, dienen effectief van de geaarde
constructie-elementen van het gebouw te zijn geïsoleerd. Dit kan door
middel van geïsoleerde hoogspanningskabel bereikt worden.
Aansluitdraden die ondergronds verlopen, dienen òf in een isolatiebuis
van isolerend materiaal te liggen òf er dient geïsoleerde
hoogspanningskabel te worden gebruikt. Er dient grote omzichtigheid
– Een afrastering die voor
Een aardingssysteem installeren en
te worden betracht om schade aan de aansluitdraden door
dierenhoeven of in de grond zakkende tractorwielen e.d. te voorkomen.
Aansluitdraden mogen niet in dezelfde buis als de bedrading voor de
netvoeding, communicatiekabels of datakabels verlopen.
Aansluitdraden en elektrische weide-afrasteringsdraden mogen niet
over bovengrondse stroomdraden of communicatiekabels verlopen.
Kruisingen met bovengrondse stroomleidingen dienen zoveel mogelijk
te worden vermeden. Als een kruising niet te voorkomen is, dient deze
onder de stroomleiding te worden gelegd en daarmee zoveel mogelijk
een rechte hoek te vormen.
Als aansluitdraden en draden van elektrische weide-afrasteringen dicht
bij een bovengrondse stroomleiding worden geïnstalleerd, dient de
afstand tot deze niet minder te bedragen dan hetgeen in de
onderstaande tabel te zien is.
Minimum afstanden van stroomleidingen voor elektrische weide-
afrasteringen
Voltage stroomleiding
≤1000 V
>1000 V tot ≤33.000 V
>33.000 V
Als aansluitdraden en draden van elektrische weide-afrasteringen nabij
een bovengrondse stroomleiding worden geïnstalleerd, mogen zij niet
meer dan 3 m boven de grond zijn aangebracht. Deze hoogte heeft
betrekking op beide zijden van de orthogonale projectie van de
buitenste geleiders van de stroomleiding op het grondoppervlak, voor
een afstand van:
2 m voor stroomleidingen met een nomimaal voltage van niet
•
meer dan 1000 V.
15 m voor stroomleidingen met een nomimaal voltage van meer
•
dan 1000 V.
Elektrische weide-afrasteringen die bedoeld zijn om vogels af te
schrikken, te voorkomen dat huisdieren ontsnappen of om dieren, zoals
koeien, te gewennen, hoeven slechts door energiebronnen met laag
vermogen te worden gevoed om veilig en betrouwbaar te werken.
Bij elektrische afrasteringen die moeten voorkomen dat vogels op
gebouwen gaan nestelen, mag geen enkele elektrische
afrasteringsdraad met de aarde-elektrode van het elektro-
afrasteringsapparaat worden verbonden. Een waarschuwingsplaatje
dient aan elk punt te worden bevestigd waar personen gemakkelijk bij
de geleiders kunnen komen.
Op plaatsen waar een elektrische dierenafrastering een openbaar pad
kruist, dient op dit kruispunt een niet-geëlektrificeerde poort in de
elektrische afrastering te worden aangebracht of een kruising door
middel van tourniquets te worden voorzien. Op alle kruispunten dienen
op de aangrenzende geëlektrificeerde draden waarschuwingsborden te
zijn bevestigd.
Alle gedeelten van een elektrische weide-afrastering die langs een
openbare weg of pad verlopen, dienen op korte afstanden van
waarschuwingsborden te worden voorzien die stevig aan de
afrasteringspalen of op de draden zijn gemonteerd.
De afmetingen van de waarschuwingsborden dienen minstens 100
•
x 200 mm te bedragen.
De achtergrondkleur van beide zijden van het waarschuwingsbord
•
moet geel zijn. Het opschrift op het bord dient zwart te zijn en met
de volgende afbeelding overeen te komen:
of een tekst met de betekenis "PAS OP – SCHRIKDRAAD" te
bevatten.
Afstand
3 m
4 m
8 m
83