4. LASTKETTINGWIELEN. Controleer op schade of overmatige slijtage. Vervang beschadigde
onderdelen. Kijk hoe de lastketting door de takel wordt geleid. Gebruik een takel alleen als de
lastketting soepel en zonder klikkend geluid of andere tekenen van klemmen of storingen door
de takel en het haakblok wordt geleid.
5. MOTOR. Als de prestaties niet goed zijn, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde service-
reparatiecentrum voor informatie over reparatie.
6. REM. Hijs een last, gelijk aan het nominale vermogen van de takel, enkele centimeters (inches)
van de grond af. Controleer of de takel de last zonder drift op zijn plaats houdt. Als drift zich
voordoet, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde service-reparatiecentrum voor informatie
over reparatie.
7. DRAAGCONSTRUCTIE. Als een permanente constructie wordt gebruikt, dient deze te worden
geïnspecteerd op voortdurend vermogen de last te dragen.
8. LOOPKAT. (indien daarmee uitgerust) Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie
over installatie en service.
9. LABELS. Controleer of labellen aanwezig en leesbaar zijn. Zonodig vervangen.
10. EINDVERANKERINGEN VAN LASTKETTING. Zorg ervoor dat beide einden van de lastketting
stevig vastzitten. Vastzetten als ze los zitten, repareren indien ze beschadigd zijn, vervangen
indien ze ontbreken.
11. LASTKETTING. Controleer de ketting op rek door over de gehele lengte van de ketting in
stukken van elf schalmen te meten (zie tek. MHTPA0041NL); let vooral op de meest ingeschoren
schalmen. Als de werklengte van welke elf schalmen dan ook de maximaal toegestane lengte,
die in tabel 2 is aangegeven, overschrijdt, dient de hele ketting te worden vervangen. Gebruik
altijd een echte Ingersoll-Rand Material Handling ketting ter vervanging.
Tabel 2
Modelnr.
MLK
HLK
Voor standaardtakels is een verzinkte lastketting leverbaar. Altijd een roestvrij stalen ketting
gebruiken op HL1000KR vonkbestendige takels.
12. KETTINGOPVANGBAK. Controleer de opvangbak op beschadigingen en overmatige slijtage
en controleer of de kettingopvangbak stevig aan de takel is bevestigd. Zonodig vastzetten of
vervangen.
13. BEGRENZER. Controleer of de smoorklephefboom vrij beweegt. Om het omlaaggaan van de
haak te begrenzen moet de lus in de slappe kettingzijde de smoorklephefboom raken. Om het
omhooggaan van de haak te begrenzen moet het onderste haakblok de smoorklephefboom raken.
Om de grenzen voor "UP" en "DOWN" te testen moet de takel eerst langzaam onbelast lopen
om te controleren of hij goed werkt. Herhaal de test op volle snelheid zonder last om te
controleren of hij goed werkt.
(Tek. MHTPA0041NL)
Draadmaat kettinge
inch
mm
1/4
6,35
3/8
9,52
NL-12
Normale lengte
Max. toegestane lengte
inch
mm
8,49
214,6
9,11
231,3
inch
mm
8,57
218
9,24
234