Storingen oplossen
Als de airconditioning niet goed werkt, dient u eerst de volgende punten na te lopen.
NOTA: Als de storing aanhoudt, nadat u deze punten gecontroleerd heeft, stelt u zich dan in verbinding met de dichtstbijzijnde Techni-
sche Dienst.
Probleem
Het toestel werkt niet.
Het toestel stopt nadat het gestart is.
Het toestel koelt niet voldoende.
Het toestel verwarmt niet voldoende.
De binnenventilator werkt niet in de verwarmingsfunctie.
Onderhoud
Dagelijks onderhoud
1. Reinig het luchtfilter.
2. Verwijder het filter niet zonder het schoon
te maken.
3. Het filter moet regelmatig gereinigd
worden als het toestel in ongunstige
omstandigheden werkt (aanbevolen
wordt om de twee weken).
NOTA: Gelieve de volgende punten te
controleren alvorens het toestel schoon
te maken.
1. Schakel de stroomvoorziening uit alvo-
rens het toestel aan te raken.
2. Zet het toestel uit alvorens het schoon
te maken om elektrische schokken te
LET OP
Het product is voorzien van dit symbool. Dit betekent dat het aan het einde van zijn levensduur niet met het
overige niet-gescheiden huishoudelijk afval kan worden meegegeven maar dient te worden afgevoerd volgens
de landelijk en plaatselijk geldende milieuvoorschriften.
Het ontmantelen van de unit en behandelen van het koelmiddel en andere onderdelen dient door een des-
kundige installateur te worden verricht in overeenstemming met de van kracht zijnde reglementeringen.
Neem contact op met de plaatselijke overheid voor meer informatie.
Gegevens en maten zijn aan mogelijke wijzigingen onderhevig zonder kennisgeving vooraf.
40
Oorzaak
- Er is geen stroomtoevoer.
- De hoofdschakelaar staat uit.
- De voedingsspanning is niet voldoende.
- START/STOP staat in stop.
- Storing in het regelsysteem.
- Er bevindt zich een voorwerp voor de condensing-unit.
- Abnormale werking van het regelcircuit.
- De buitentemperatuur is hoger dan 43°C in de koelfunctie.
- Het luchtfilter is vuil.
- Er zijn te veel warmtebronnen in het vertrek.
- Er staan deuren of ramen open.
- De luchtinlaat of -uitlaat wordt afgedekt.
- De ingestelde temperatuur is te hoog.
- Koelmiddellek.
- Storing in de temperatuursensor.
- Het luchtfilter is vuil.
- Er staan deuren of ramen open.
- De luchtinlaat of -uitlaat wordt afgedekt.
- De ingestelde temperatuur is te hoog.
- Koelmiddellek.
- De buitentemperatuur is lager dan -5°C.
- Abnormale werking van het regelcircuit.
- Leidingsensor staat in verkeerde stand.
- Leidingsensor uitgeschakeld.
- Kapot snoer van de leidingsensor.
- Stroomlek in elektrische condensator.
voorkomen.
3. Giet geen water direct op het toestel,
omdat dit tot elektrische schokken kan
leiden.
4. Controleer of de installatie stevig beves-
tigd is.
Onderhoud aan het begin van
het seizoen
1. Controleer of de luchtinlaten en –uitlaten
verstopt zijn.
2. Controleer of het toestel correct geaard
is.
3. Controleer of het luchtfilter goed ge-
plaatst is.
4. Controleer of er letters op het LDC-
scherm van de bedieningseenheid op
NL
de wand verschijnen, nadat het toestel
ingeschakeld is.
NOTA: ziet u iets wat niet klopt, stelt u
zich dan met de Technische Dienst in
verbinding.
Onderhoud aan het einde van
het seizoen
1. Laat op een zonnige dag het toestel een
halve dag in de stand ventilatie draaien
om de binnenkant te drogen.
2. Als het toestel gedurende langere tijd
niet gebruikt zal worden, schakel het
dan van de stroomvoorziening af en con-
troleer of de letters uit het LCD-scherm
verdwenen zijn.