contacten van het type NO
CLOSE
ingang voor bedieningsinrichtingen die bij activering alleen de
sluitmanoeuvre aansturen; mogelijkheid tot aansluiting van
contacten van het type NO
ENC1
ingang encoder - reductiemotor 1 (klem 1, 2); er hoeft geen
bepaalde polariteit te worden aangehouden
ENC2
ingang encoder - reductiemotor 2 (klem 4, 5); er hoeft geen
bepaalde polariteit te worden aangehouden
M1
uitgang voor reductiemotor 1 (klem 7, 8, 9)
M2
uitgang voor reductiemotor 2 (klem 10, 11, 12)
[*] De uitgangen FLASH, ELS en S.C.A. kunnen met andere functies gepro-
grammeerd worden (zie "TABEL 5 - Functies 1° niveau; of via Oview program-
meereenheid, zie hoofdstuk 7.2).
BELANGRIJK! – Als er in de installatie één enkele reductiemotor aanwezig
is, dient deze te worden verbonden met de klemmen van M2 (10-11-12).
LET OP! – De aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalifi-
ceerd personeel worden uitgevoerd.
3.2 - Aansluiting op de MC824H van andere inrichtingen
Als er nog andere inrichtingen in de installatie van stroom moet voorzien, bij-
voorbeeld een lezer voor transpondercards of het lampje voor de verlichting van
de sleutelschakelaar, is het mogelijk deze inrichtingen aan te sluiten op de
besturingseenheid, op de klemmen "P.P. (positief)" en "STOP (negatief)" (afb.
6). De voedingsspanning is 24 Vcc (-30% ÷ +50%) met een maximaal beschik-
bare stroom van 200 mA.
Opmerking – De spanning die beschikbaar is op de klemmen "P.P." en
"STOP", blijft ook aanwezig wanneer de functie "Stand By" op de kaart geacti-
veerd wordt.
3.3 - Adressering van de met de MC824H verbonden inrich-
tingen
Om de besturingseenheid in staat te stellen om de op het Bluebus systeem
aangesloten inrichtingen te herkennen, dient u een adres aan deze inrichtingen
te geven. Hiervoor dient de elektrische geleidebrug die in elke inrichting aanwe-
zig is in de correcte positie te worden gebracht, zie de instructiehandleiding van
de verschillende inrichtingen.
LET OP! – Voor de adressering van de fotocellen, is de hierna getoonde
configuratie "FOTO 3" niet toegestaan.
FOTO 3
NIET TOEGESTANE CONFIGURATIE
Na afloop van de installatieprocedure of na het verwijderen van fotocellen of
andere inrichtingen, dient de zelfleringprocedure voor deze inrichtingen te wor-
den uitgevoerd, zie de paragraaf 3.5.
3.4 - Eerste inschakeling en controle van de aansluitingen
Na de besturingseenheid onder spanning te hebben gezet, dient u de volgende
controles uit te voeren:
• na enkele seconden, controleren of de led "Bluebus" (afb. 7) regelmatig knip-
pert, met een frequentie van 1 maal per seconde;
• controleer of de led's van de fotocellen (afb. 7), zowel TX als RX, knipperen.
De manier waarop de led's knipperen is in deze fase niet van belang;
• controleer of het knipperlicht dat is aangesloten op de uitgang FLASH uit is.
Als dit allemaal niet gebeurt, dient de stroomtoevoer naar de besturingseenheid
te worden uitgeschakeld en dient u de verschillende, eerder tot stand gebrach-
te, elektrische aansluitingen te controleren.
3.5 - Zelflering van de met de MC824H verbonden inrichtingen
Na de eerste inschakeling dient u de besturingseenheid de procedure voor her-
kenning van de met de ingangen "Bluebus" en "Stop" verbonden inrichtingen
uit te voeren.
LET OP! – De zelfleringfase moet ook worden uitgevoerd als er geen
enkele inrichting met de besturingseenheid is verbonden.
Dankzij de zelfleringprocedure is de besturingseenheid in staat de verschillende
aangesloten inrichtingen apart te herkennen en de mogelijke aanwezige storin-
gen te detecteren. Om deze reden dient de zelfleringprocedure iedere keer dat
er een inrichting wordt toegevoegd of verwijderd te worden uitgevoerd.
De led's "L1" en "L2" op de besturingseenheid (afb. 7) zullen langzaam knippe-
ren, om aan te geven dat de zelfleringprocedure moet worden uitgevoerd:
01. Druk de toetsen " " en "Set" (afb. 7) tegelijkertijd in en houd ze ingedrukt.
02. Laat de toetsen los wanneer de led's "L1" en "L2" snel beginnen te knip-
peren (na circa 3 seconden).
03. Wacht enkele seconden tot de besturingseenheid de fase voor zelflering
van de inrichtingen voltooid heeft.
04. Na afloop van deze fase moet de led "Stop" branden en moeten de led's
"L1" en "L2" uitgaan (het is mogelijk dat de led's "L3" en "L4" beginnen te
knipperen).
3.6 - Selectie van het type van de met de MC824H verbon-
den reductiemotor en zelflering van de posities van de
mechanische stops
Na de zelflering van de inrichtingen (paragraaf 3.5) dient het type te worden
geselecteerd (zie Tabel 2) van de motor die verbonden is met de besturings-
eenheid en moeten de posities van de mechanische stops (maximale ope-
ningsstand en maximale sluitstand) worden aangeleerd. Deze procedures kun-
nen op twee manieren worden uitgevoerd: automatisch of handmatig.
In de automatische modus voert de besturingseenheid de procedure voor zel-
flering van de mechanische stops uit en berekent wat de beste faseverschillen
van de vleugels zijn (SA en SC in tabel 3). In de handmatige modus daarente-
gen worden de posities één voor één geprogrammeerd door de vleugels op de
gewenste punten te zetten. Het is ook mogelijk een automatische procedure uit
te voeren en vervolgens met de handmatige procedure één of meer posities te
veranderen als de automatisch berekende posities niet goed blijken te zijn.
Led
Type reductiemotor
L1
MB4024 - MB5024 - HY7024 - HY7124
L2
ME3024
XME2124
L3
TO4024 -
L4
TO5024
L5
TO7024
3.6.1 - Selectie van het type van de motoren en zelfleringprocedure in
automatische modus:
01. Druk de toetsen "Set" en " " tegelijk in en houd ze ingedrukt;
02. Laat de toetsen los wanneer de led "L1" begint te knipperen (selectie van
de motoren: nooit uitgevoerd) of wanneer willekeurig welke van de led's
"L1 ... L8" gaat branden (selectie van de motoren: reeds uitgevoerd);
03. Druk binnen 10 seconden, op de toets " " of " " om naar de led te gaan
die overeenkomt met het type van de motor die is verbonden met de
besturingseenheid (zie Tabel 2);
04. Druk op de toets "Set" en houd hem minstens 3 seconden ingedrukt om
de gekozen reductiemotor in het geheugen op te slaan. Na 3 sec. gaat de
led "L1" knipperen, laat de toets los;
05. Druk de toetsen "Set" en " " tegelijk in en houd ze ingedrukt;
06. Wanneer de led's "L3" en "L4" snel beginnen te knipperen, (na circa 3 sec.)
de toetsen weer loslaten;
07. Controleer of de automatisering de volgende manoeuvrereeksen uitvoert:
a - Langzaam sluiten van de reductiemotor M1 tot aan de mechanische stop
b - Langzaam sluiten van de reductiemotor M2 tot aan de mechanische stop
c - Langzaam openen van de reductiemotor M2 en de reductiemotor M1
tot aan de mechanische stop
d - Snel en compleet sluiten van de reductiemotor M1 en M2
Opmerking – Als de eerste 2 manoeuvres (a en b) geen "sluitbewegingen"
blijken te zijn, maar "openingsbewegingen", op de toets "open" of "sluit"
drukken om de zelfleringfase te stoppen. Vervolgens dient u op de reduc-
tiemotor die de openingsmanoeuvre heeft uitgevoerd de polariteit van de
twee draden van de reductiemotor (M1: klemmen 7 en 9 - M2: klemmen
10 en 12) om te draaien en de procedure te hervatten vanaf punt 01;
08. Na afloop van de sluitmanoeuvre van de 2 motoren (d) gaan de led's "L3"
en "L4" uit ten teken dat de procedure correct werd uitgevoerd.
3.6.2 - Selectie van het type van de motoren en zelfleringprocedure in
handmatige modus:
Met de handmatige procedure kan de automatisering geprogrammeerd wor-
den met alle 8 de posities en met de sequens die beschreven is in Tabel 3.
Positie
Led
Beschrijving
Positie 0
L1
Positie voor maximale sluiting: wanneer de vleugel 1 de
(motor 1)
mechanische stop voor de sluitbeweging raakt
Positie 0
L2
Positie voor maximale sluiting: wanneer de vleugel 2 de
(motor 2)
mechanische stop voor de sluitbeweging raakt
Positie SA
L3
Faseverschil in openingsbeweging: wanneer de vleugel 2
(motor 2)
deze positie overschrijdt, begint de opening van de vleugel 1
Positie A
L4
Gewenste openingspositie: positie waarin de met motor 1
(motor 1)
verbonden vleugel moet stoppen na afloop van een ope-
ningsmanoeuvre. Het is niet noodzakelijk dat deze positie
samenvalt met de mechanische stop van de openingsbe-
weging, er kan naar believen gekozen worden tussen posi-
tie "0" en "1"
Positie A
L5
Gewenste openingspositie: positie waarin de met motor 2
(motor 2)
verbonden vleugel moet stoppen na afloop van een ope-
ningsmanoeuvre. Het is niet noodzakelijk dat deze positie
samenvalt met de mechanische stop van de openingsbe-
weging, er kan naar believen gekozen worden tussen posi-
tie "0" en "1"
Positie SC
L6
Faseverschil in sluitbeweging: wanneer de vleugel 1 zich on -
(motor 1)
der deze positie bevindt, begint de sluiting van de vleugel 2
Positie 1
L7
Positie voor maximale opening: wanneer de vleugel 1 de
(motor 1)
mechanische stop voor de openingsbeweging raakt
Positie 1
L8
Positie voor maximale opening: wanneer de vleugel 2 de
(motor 2)
mechanische stop voor de openingsbeweging raakt
POSITIES
1
A
SC
M1
TABEL 2
TABEL 3
1
A
SA
M2
0
0
Nederlands – 3