3. INSTALLATIE
3.1. ELEKTRISCHE AANSLUITMOGELIJKHEDEN(standaard
installatie)
Met verwijzing naar figuur 3.
Pos.
Beschrijving
Aandrijvingen
a
Fotocellen TX
b
Fotocellen RX
c
Sleutelschakelaar
d
Waarschuwingslamp
e
Elektronische apparatuur
f
Mechanische aanslagen
g
Voor het plaatsen van de elektriciteitskabels moeten ge-
schikte starre en/of buigzame leidingen worden gebruikt.
Om interferenties te voorkomen wordt geadviseerd de
verbindingskabels van de accessoires op laagspanning
en de bedieningskabels gescheiden te houden van de
voedingskabels 230 Vac door gebruik te maken van aparte
buizen.
3.2. VOORBEREIDENDE CONTROLES
Voor een goede werking van het automatische systeem moet de
constructie van de al bestaande of nog te realiseren poort aan
de volgende eisen voldoen:
• de mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming
zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
• de lengte van de vleugel dient in overeenstemming te zijn met
de eigenschappen van de aandrijving.
• de constructie van de vleugels dient stevig en stijf te zijn, geschikt
voor het automatische systeem.
• de beweging van de vleugels moet regelmatig en gelijkmatig
zijn, zonder wrijvingen en verstroevingen langs de hele ope-
ningsbeweging.
• met de overdraagbare motoren R controleren dat het rooster
men niet erg enig verplaatst.
• de scharnieren moeten voldoende stevig en in goede staat zijn.
• er moeten mechanische eindaanslagen voor opening en slu-
iting zijn.
• er dient een goede aarding aanwezig te zijn voor de elektrische
aansluiting van de aandrijving.
Het wordt aanbevolen eventuele smidswerkzaamheden uit
te voeren voordat het automatische systeem geïnstalleerd
wordt.
De staat van de constructie van de poort is direct van invloed
op de betrouwbaarheid en de veiligheid van het automa-
tische systeem.
3.3. INSTALLATIEMATEN
Bepaal de montagepositie van de aandrijving aan de hand van
fig.4.
Controleer zorgvuldig of de afstand tussen de geopende vleugel
en eventuele obstakels (muren, omheiningen, enz.) groter is dan
de ruimte die de aandrijving nodig heeft.
a
Model LINE
A
90°
145
300-324
110°
120
90°
195
400-424
110°
170
nuttige slag van de aandrijving
(1)
maximum afmeting
(2)
minimum afmeting
(3)
3.3.1. a
lgemene Regels VooR het bepalen Van de installatiematen
• voor openingen van de vleugel onder 90° : A+B=C
• voor openingen van de vleugel van meer dan 90° : A+B<C
• kleinere maten A en B hebben hogere perifere snelheden van
de vleugel tot gevolg.
• het verschil tussen maat A en maat B mag niet groter zijn dan 4
cm: grotere verschillen veroorzaken grote variaties in de snelheid
tijdens de openende en sluitende beweging van de poort.
Kabels
230 Vac
24 Vdc
4x1 mm
2x1.5 mm
2
4x0.5 mm
2
2x0.5 mm
2
2x0.5 mm
2
2x1.5 mm
2
3x0.5 mm
(voeding)
2
-
B
C
D
Z
L
a
b
c
145
290
85
60
1110
135
295
60
60
1110
195
390
125
70
1290
170
390
110
60
1290
• houd een maat Z aan, zodat de aandrijving niet tegen de pi-
laster stoot.
• bij de uitvoeringen LS worden de eindschakelaars ingeschakeld
gedurende de eerste en laatste 30 mm. Het is daarom noodza-
kelijk de maten A en B te gebruiken, om de hele slag van de
aandrijving te benutten. Kleinere slagen zouden het regelveld
van de eindschakelaars kunnen beperken of teniet kunnen doen.
Als de afmetingen van de pilaster of de positie van het
2
scharnier het niet mogelijk maken de aandrijving te instal-
leren, moet er een nis in de pilaster worden gemaakt om
de maat A te kunnen respecteren, zoals aangegeven op
fig. 5. De afmetingen van de nis moeten zodanig zijn dat
de aandrijving gemakkelijk kan worden geïnstalleerd en kan
draaien, en dat het ontgrendelmechanisme kan worden
bediend.
3.4. INSTALLATIN VAN DE AANDRIJVINGEN
1. Bevestig de achterste beugel op de plaats die u eerder heeft
bepaald. In het geval van ijzeren pilasters moet de beugel
nauwkeurig direct op de pilaster worden gelast (fig. 6). In het
geval van een gemetselde pilaster moet de speciale plaat
(optie) voor bevestiging met schroeven (fig. 7) worden gebru-
ikt. Maak gebruik van geschikte bevestigingssystemen. Las de
beugel vervolgens nauwkeurig aan de plaat.
Controleer tijdens het bevestigen met een waterpas of de
beugel perfect horizontaal is.
2. Assembleer de achterste bevestiging van de aandrijving zoals
aangegeven op fig.8.
3. Stel de aandrijving in op handbediening (zie par. 5).
4. Haal de steel helemaal naar buiten, tot aan de aanslag , fig.
9 ref. a.
5. Vergrendel de aandrijving weer (zie par. 5.1).
6. Draai de steel een halve/hele slag met de klok mee, fig. 9
ref. b.
7. Assembleer de voorste beugel zoals aangegeven op fig.10.
8. Bevestig de aandrijving aan de achterste beugel met de
bijgeleverde pennen, zoals aangegeven op fig.11.
9. Sluit de vleugel en zoek het bevestigingspunt van de voorste
beugel op terwijl u de aandrijving perfect horizontaal houdt
(fig.12).
10. Bevestig de voorste beugel voorlopig met twee laspunten
(fig.12).
Als de beugel niet stevig aan de constructie van de poort kan
worden vastgezet, moet er een stevige ondergrond op de
constructie van de poort worden aangebracht.
11. Ontgrendel de aandrijving (zie par. 5) en controleer met de
hand of de poort helemaal en ongehinderd open kan gaan en
stopt tegen de mechanische eindaanslagen, en of de bewe-
ging van de vleugel regelmatig en zonder wrijvingen verloopt.
12. Voer de nodige correcties uit en herhaal de handelingen
vanaf punt 8.
13. Maak de aandrijving tijdelijk los van de voorste beugel en las
de beugel definitief.
Als het vanwege de constructie van de vleugel niet mogelijk
is de beugel te lassen, kan de speciale, met schroeven be-
vestigde beugel (optie) worden gebruikt. Gebruik hiervoor
geschikte bevestigingssystemen (fig. 13). Ga vervolgens
E
te werk zoals wordt beschreven voor de beugel die wordt
c
gelast.
45
45
Het is raadzaam alle bevestigingspennen van de bevestigin-
45
gen in te vetten.
45
3.5. BEDRADING VAN DE AANDRIJVING
Aan de onderkant van de aandrijving zit een klemmenbord voor
aansluiting van de motor, de eventuele eindschakelaars en de
aarding van de aandrijving.
Voor de verbinding van de motor moet de bijgeleverde kabel
worden gebruikt voor het verplaatsbare gedeelte of anders
een verplaatsbare kabel voor buiten.
Doe het volgende voor de bekabeling van de motor:
1. Maak een van de twee voorgeperforeerde gaten in het
bijgeleverde deksel open, fig. 14. Bij aandrijvingen met ein-
dschakelaars moeten beide gaten worden opengemaakt.
2. Maak de verbindingen met de motor en de aarding, zie hier-
voor fig. 15 en de volgende tabellen.
LINE
Page 23
Gids voor de installateur