omkeerschakelaar vanaf kant A voor de draairichting
rechtsom, of vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de middenstand staat,
kunt u de aan/uit-schakelaar niet inknijpen.
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het
gereedschap te gebruiken.
• Gebruik de omkeerschakelaar alleen nadat het
gereedschap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de
draairichting verandert voordat het gereedschap
volledig stilstaat, kan het gereedschap worden
beschadigd.
• Als u het gereedschap niet gebruikt, zet u de
omkeerschakelaar altijd in de middenstand.
ONDERDELEN AANBRENGEN/
VERWIJDEREN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de accu is verwijderd alvorens enige
werkzaamheden aan het gereedschap te verrichten.
De juiste dop kiezen
Gebruik altijd de juiste maat dop voor de bouten en
moeren. Als een onjuiste maat dop wordt gebruikt, zal een
onnauwkeurig en variërend draaikoppel en/of
beschadiging van de bout of moer optreden.
De dop aanbrengen en verwijderen
(zie afb. 7)
Om de dop aan te brengen, duwt u deze op het aambeeld
van het gereedschap tot deze op zijn plaats wordt
vergrendeld.
Om de dop te verwijderen, trekt u deze er eenvoudigweg
af.
Haak (accessoire)
LET OP:
• Draai bij het bevestigen van de haak de schroef goed
vast. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot stukgaan van
het gereedschap of persoonlijk letsel (zie afb. 8).
De haak is handig om het gereedschap tijdelijk aan op te
hangen.
De haak kan aan beide kanten van het gereedschap
worden bevestigd.
U bevestigt de haak door deze in een groef in de
behuizing van het gereedschap te steken en vast te
zetten met een schroef.
Om de haak te verwijderen, draait u de schroef los en
haalt u de haak van het gereedschap af.
De haakse kop afstellen
De haakse kop kan 360° worden gedraaid (8 standen in
stappen van 45°). Om de haakse kop te draaien, draait u
de zeskantbout los en verwijdert u de haakse kop.
Houd de haakse kop in de gewenste stand en bevestig
deze weer op het gereedschap zodanig dat de tanden op
de behuizing uitgelijnd zijn met de groeven in de haakse
kop. Draai daarna de zeskantbout vast om de haakse kop
vast te zetten (zie afb. 9 en 10).
28
Rechte kop en ratelkop (optionele
accessoires)
Een rechte kop en een ratelkop zijn los verkrijgbaar als
optionele accessoires voor diverse toepassingen tijdens
het werk (zie afb. 11 en 12).
BEDIENING
LET OP:
• Steek de accu altijd zo ver mogelijk in het gereedschap
totdat deze met een klik wordt vergrendeld. Als u het
rode deel aan de bovenkant van de knop kunt zien, is
de accu niet goed aangebracht.
Steek de accu zo ver mogelijk erin tot het rode deel niet
meer zichtbaar is. Als u dit niet doet, kan de accu per
ongeluk uit het gereedschap vallen en u of anderen in
uw omgeving verwonden.
Houd het gereedschap stevig vast en plaats de dop over
de bout of moer. Schakel het gereedschap in en draai de
bout of moer vast gedurende de juiste draaitijd (zie
afb. 13).
Het juiste draaikoppel kan verschillen afhankelijk van het
soort en de grootte van de bout, het materiaal van het
werkstuk waarin wordt gedraaid, enz. De relatie tussen
het draaikoppel en de draaitijd wordt aangegeven in de
afbeeldingen (zie afb. 14 en 15).
OPMERKING:
• Houd het gereedschap recht op de bout of moer.
• Een buitensporig hoog draaikoppel kan de bout of
moer en/of dop beschadigen. Voordat u de
werkzaamheden begint, voert u altijd een testbediening
uit om de juiste draaitijd voor de bout of moer te
bepalen.
• Als het gereedschap continu wordt bediend totdat de
accu leeg is, laat u het gereedschap gedurende 15
minuten liggen alvorens verder te werken met een volle
accu.
Het draaikoppel wordt beïnvloed door een groot aantal
factoren, waaronder de onderstaande. Controleer na het
bevestigen altijd het draaikoppel met een momentsleutel.
1. Wanneer de accu bijna helemaal leeg is, zal de
spanning afnemen en het draaikoppel lager worden.
2. Schroefbit op dopbit
• Als niet de juiste maat schroefbit of dopbit wordt
gebruikt, zal het draaikoppel lager worden.
• Als een versleten dop (slijtage van het zeskante of
vierkante uiteinde) wordt gebruikt, zal het
draaikoppel lager worden.
3. Bout
• Ondanks dat de koppelcoëfficiënt en de boutklasse
hetzelfde zijn, zal het juiste draaikoppel verschillen
afhankelijk van de diameter van de bout.
• Ondanks dat de diameter van de bouten hetzelfde
is, zal het juiste draaikoppel verschillen afhankelijk
van de koppelcoëfficiënt, de boutklasse en de
boutlengte.
4. Het gebruik van een universele haakse overbrenging
of een verlengstuk verlaagt het draaikoppel van de
slagsleutel enigszins. Compenseer hiervoor door een
iets langere draaitijd te gebruiken.
5. De manier waarop het gereedschap wordt
vastgehouden en het materiaal van de plaats waarin
wordt geschroefd zijn van invloed op het draaikoppel.