5.5
DE MOTOR STARTEN (MET ELEKTRISCHE
START)
Raak nooit motoronderdelen aan, omdat die tij-
dens het gebruik heet worden. Er bestaat een ge-
vaar voor brandwonden.
Laat de machine nooit binnenshuis draaien. De
uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een uiterst
giftig gas.
1. Sluit de aansluitkabel aan op een geaard verlengsnoer.
Steek het verlengsnoer daarna in een geaard stopcontact
van 220/230 volt.
2. Zorg ervoor dat de koppelingshendels voor rijden en vij-
zel zijn uitgeschakeld (fig. 1).
3. Open de brandstofkraan (6 in fig. 1).
4. Zet de gashendel in positie
5. Plaats de contactsleutel. Let erop dat de sleutel vastklikt.
Draai de sleutel niet!
6. Zet de choke in positie
motor is de choke niet nodig.
7. Druk 2 of 3 keer op de rubberen knop voor brandstofin-
spuiting. Zorg ervoor dat de opening is afgedekt als de
knop voor brandstofinspuiting wordt ingedrukt (fig. 8).
Opmerking: Gebruik deze functie niet als de motor warm
is.
8. De motor starten:
a. Druk op de startknop om de startmotor in te schakelen.
b. Laat de startknop los als de motor start en open de
choke door de hendel langzaam linksom te draaien naar
positie
.
c. Sluit de choke direct als de motor begint te sputteren en
probeer deze vervolgens weer langzaam te openen.
d. Haal eerst het verlengsnoer uit het stopcontact. Verwij-
der daarna het verlengsnoer van de motor.
Opmerking: De elektrische startmotor is voorzien van
een overbelastingsbeveiliging. Bij oververhitting stopt de
motor automatisch. Herstarten is dan pas weer mogelijk
als de motor is afgekoeld, normaal gesproken na onge-
veer 5-10 minuten.
5.6
VEILIGHEIDSTEST
Deze machine is uitgerust met een aantal mechanische vei-
ligheidssystemen, die speciaal zijn ontwikkeld voor de vei-
ligheid van de operator tijdens het gebruik van deze machine.
Na het starten en vóór het gebruik van de machine is het
van essentieel belang om de onderstaande veiligheidstest uit
te voeren.
Als de machine niet naar behoren functioneert, GEBRUIKT
U DEZE NIET. Neem dan voor reparatie contact op met een
erkende dealer.
Vijzeltest
1. Laat de motor draaien.
2. Druk de vijzelhendel in zodat de vijzel begint te draaien.
3. Laat de vijzelhendel los. De vijzel moet binnen 5 secon-
den stoppen.
Rijtest
1. Laat de motor draaien met de versnellingshendel in de
eerste versnelling of de snelheidshendel op lage snelheid.
2. Druk de rijhendel in zodat de machine begint te bewegen.
3. Laat de rijhendel los. De machine moet stoppen.
NEDERLANDS
.
. Opmerking: Bij een warme
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
5.7
STOPPEN
1. Laat beide koppelingshendels los. Opmerking. Als de
sneeuwfrees blijft draaien - zie AANPASSEN BEDRA-
DING hieronder.
2. Zet het gas op stationair
nuten stationair draaien om de sneeuw te laten smelten.
3a. Machines zonder een elektrische starter:
Trek de starthandgreep een paar keer uit terwijl de motor
draait om te voorkomen dat het startmechanisme be-
vriest. U hoort een ongebruikelijk ratelend geluid. Hier-
door raakt de motor niet beschadigd.
3b. Machines met een elektrische starter:
Houd de startknop een aantal seconden ingedrukt als de
motor draait om te voorkomen dat de startmotor bevriest
(zie hierboven voor het aansluiten van de stroomkabel).
U hoort een ongebruikelijk ratelend geluid. Hierdoor
raakt de motor niet beschadigd.
4. Druk het gas omlaag naar positie
5. Sluit de brandstofkraan (6 in fig. 1).
6. Haal de contactsleutel eruit. Draai de sleutel niet!
Als u de machine onbeheerd achterlaat, moet u de
motor stoppen en de contactsleutel verwijderen.
5.8
STARTEN
1. Start de motor zoals hierboven. Laat de motor vóór ge-
bruik een aantal minuten warmdraaien.
2. Stel de blaasinrichting in.
3. Draai de instelhendel en stel de blaasinrichting in om de
sneeuw in de richting van de wind uit te werpen.
Voor handmatige modellen: als de koppelingshen-
del is ingedrukt, mag de versnellingshendel niet
worden verplaatst.
4. Stel de versnellingshendel in op de gewenste positie.
5. Druk de koppelingshendel van de vijzel (16 fig. 1) in om
de ventilator van de vijzel en de uitvoer in te schakelen.
Kijk uit voor de draaiende vijzel. Houd handen,
voeten, haar en losse kleding uit de buurt van de
bewegende onderdelen van de machine.
6. Duw de koppelingshendel van de vijzel in (20 fig. 1). Af-
hankelijk van de gekozen versnelling beweegt de
sneeuwfrees nu vooruit of achteruit.
7. Bediening met één hand.
Alleen voor handmatige modellen: schakel de ver-
snellingshendel nooit in als de bediening met één
hand of de hendel voor rijden is ingeschakeld.
Hierdoor raakt het wrijvingswiel ernstig bescha-
digd.
5.9
RIJTIPS
1. Laat de motor altijd vol gas, of op de daarna beste optie,
draaien.
De demper en de omliggende onderdelen worden
zeer heet als de motor draait. U kunt brandwon-
den oplopen.
2. Pas de snelheid altijd aan de winterse omstandigheden
aan. Regel de snelheid met behulp van de versnellings-
hendel in plaats van het gas.
3. Sneeuw kan het beste direct nadat het gevallen is worden
verwijderd.
NL
. Laat de motor een paar mi-
.
59