Installeer vóór het apparaat, op een gemakkelijk toegankelij-
ke plaats, een meerpolige schakelaar met een geschikt ver-
mogen, met een opening tussen de contacten van minstens
3 mm en een uiterst gevoelige beveiliging. De maximale
lekstroom van het apparaat bedraagt 1 mA/kW.
Gebruik een buigzame voedingskabel met rubberen isolatie,
met eigenschappen van minstens het type H05 RN-F.
Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord, zoals aan-
gegeven in het schakelschema dat bij het apparaat geleverd
is.
Zet de voedingskabel vast met de kabelklem.
Bescherm de voedingskabel buiten het apparaat met een
buis van metaal of hard plastic.
9.2 AARDING EN EQUIPOTENTIAALVERBINDING
Verbind elektrische apparaten met een deugdelijke aardingslei-
ding. Sluit de aardgeleider aan op de klem met het symbo-
ol
dat naast het ingangsklemmenbord van de lijn zit.
Verbind de metalen structuur van het elektrische apparaat met
een equipotentiaal knooppunt. Sluit de geleider aan op de klem
met het symbool
die op de buitenkant van de bodem zit.
9.3 VERBINDING MET DE WATERLEIDING
Voed het apparaat met drinkwater. De voedingsdruk van het
water moet tussen 150 kPa en 300 kPa liggen. Gebruik een
drukverlager als de voedingsdruk hoger is dan de aangegeven
maximumdruk.
Installeer bovenstrooms van het apparaat, op een gemakke-
itkraan.
Tap eventuele ijzerdeeltjes af uit de aansluitleidingen alvo-
Maak de niet verbonden aansluitpunten dicht met een goed
sluitende dop.
Controleer na de aansluiting of er geen lekken zijn op de ver-
bindingspunten.
9.4 VERBINDING MET DE WATERAFVOERPUNTEN
De afvoerleidingen moeten worden gerealiseerd met materia-
len die bestand zijn tegen een temperatuur van 100 °C. De
onderkant van het apparaat mag niet worden geraakt door de
damp die veroorzaakt wordt door de afvoer van heet water.
10 AANPASSING AAN EEN ANDER TYPE GAS
In de tabel T1 worden, per land van bestemming, weergege-
ven:
de gastypes die kunnen worden gebruikt om het apparaat te
laten werken.
de inspuiters en de instellingen voor elk gastype dat kan wor-
den gebruikt.Bij de inspuiters is het getal dat wordt vermeld
in de tabel T1 in het lichaam van de inspuiter zelf gestanst.
Om het apparaat aan te passen aan het type gas waarmee het
zal worden gevoed, moeten de aanwijzingen van de tabel T1
worden opgevolgd en moeten de volgende handelingen wor-
den verricht:
De inspuiter van de hoofdbrander (UM) vervangen.
De beluchter van de hoofdbrander op de afstand A plaatsen.
De inspuiter van de waakvlambrander (UP) vervangen.
De lucht van de waakvlambrander regelen (indien nodig).
De minimum-inspuiter van de gaskraan (Um) vervangen.
Breng de sticker van het nieuwe gastype aan op het
apparaat.De inspuiters en stickers worden bij het apparaat
geleverd.
10.1
GASKOOKPLAAT
10.1.1
VERVANGING VAN DE INSPUITER VAN DE HO-
OFDBRANDER
Demonteer het bedieningspaneel.
Draai de moer van de leiding en de schroef V die de inspui-
terhouder blokkeert los.
Demonteer de inspuiter UM en vervang hem door de inspui-
ter die wordt aangegeven in tabel T1.
Draai de inspuiter UM helemaal vast.
Monteer alle onderdelen weer.Doe dit door de werkzaamhe-
den voor de demontage omgekeerd uit te voeren.
10.1.2
VERVANGING VAN DE MINIMUMSTELSCHROEF
Demonteer het bedieningspaneel.
Demonteer de inspuiter Um en vervang hem door de inspui-
ter die wordt aangegeven in tabel T1.
Draai de inspuiter Um helemaal vast.
Monteer alle onderdelen weer. Doe dit door de werkzaamhe-
den voor de demontage omgekeerd uit te voeren.
10.1.3
VERVANGING VAN DE INSPUITER VAN DE
WAAKVLAMBRANDER
Demonteer het bedieningspaneel.
Schroef het verbindingsstuk R los.
Demonteer de inspuiter UP en vervang hem door de inspuiter
die wordt aangegeven in de tabel T1.
Schroef het verbindingsstuk R helemaal vast. Monteer alle
andere onderdelen weer.
Doe dit door de werkzaamheden voor de demontage
omgekeerd uit te voeren.
-
10.2
GASOVEN
10.2.1
VERVANGING VAN DE INSPUITER VAN DE HO-
OFDBRANDER EN REGELING VAN DE PRIMAIRE LUCHT.
Verwijder de ovenbodem.
Draai de schroef V los.
Demonteer de inspuiter UM en vervang hem door de inspui-
ter die wordt aangegeven in tabel T1.
Draai de inspuiter UM helemaal vast.
Haal de bevestigingsschroef V los en stel de regelbus van de
lucht in op de afstand A die wordt aangegeven in de tabel T1.
Draai de schroef V weer helemaal vast.
10.2.2
VERVANGING VAN DE MINIMUMSTELSCHROEF
Demonteer het bedieningspaneel.
Demonteer de inspuiter Um en vervang hem door de inspui-
ter die wordt aangegeven in tabel T1.
Draai de inspuiter Um helemaal vast.
Monteer alle onderdelen weer. Doe dit door de werkzaamhe-
den voor de demontage omgekeerd uit te voeren.
11 INBEDRIJFSTELLING
Zie het hoofdstuk "INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD".
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
59