5
CONTROLE VOOR GEBRUIK
Controleer of de fles voldoende druk levert.
1.
Houd uw adem in en controleer of u geen lucht hoort stromen.
2.
Plaats twee vingers tussen de afdichtrand en het gezicht en controleer of u een
3.
krachtige luchtstroom hoort.
6
VERWIJDEREN VAN HET GELAATSTUK
Schakel de overdruk uit, zie sectie 2.
1.
Open de gespen om het hoofdbandenstel vrij te maken, maak de band los en
2.
verwijder het gelaatstuk.
Sluit de flesafsluiter.
3.
Maak de heupriemgesp en de schouderbanden los.
4.
Verwijder het apparaat en activeer de overdruk om lucht uit het systeem te
5.
verwijderen.
7
REINIGING EN DESINFECTIE
Koppel het ademhalingsventiel los van het gezichtsmasker. Koppel de ademslang
1.
niet los van de ademautomaat.
Monteer een wasplug op het ademventiel en op het fluitje.
2.
Gebruik bij het wassen van de fles wasstop 32350-51 op de manometer van de
3.
flesklep, indien van toepassing.
Open de flesafsluiter en controleer of er druk in het systeem is voordat u gaat
4.
reinigen.
N.B: OPMERKING MET HET OPENEN VAN DE FLESKLEP VOORKOMT DAT WATER HET SYSTEEM BINNENKOMT EN BELLEN
ZULLEN OP LEKKEN IN HET SYSTEEM DUIDEN.
Spray of adem het ademhalingsapparaat in water en reinigingsoplosmiddel in.
5.
Gebruik schoonmaakmiddel aanbevolen door Interspiro, max. 55° C.
Reinig het apparaat met een spons of borstel.
6.
Spoel het apparaat in schoon water, max. 60° C.
7.
Verwijder alle waspluggen van het ademhalingsapparaat.
8.
Sluit de cilinderklep en activeer positieve druk om lucht uit het systeem te
9.
verwijderen.
Droog het apparaat, max. 60° C.
10.
DUTCH
29