Calista 2 CH .. - code 026625, code 600003, code 600004
L
Co
Molveno Gottack
Aa
A1
B1
3
Ab
A2
B2
Bc
B3
D3
4
Bd
B4
D4
ME
5
TSa (60°C)
Aa
c
4
a
b
Co
TCh
c
Ab
11
10
a
b
Mannelijke aansluitklem (12 weg)
Vrouwelijke aansluitklem (12 weg)
Aansluitingsklemmen installateur (18 polige)
Klemmenstrook brander (5 contacten)
Klemmenstrook brander (5 contacten)
•
Uurteller: klemmen 4 (B4), 1 (neutraal) en 2 (aarde).
Klemmenstrook (18 contakten)
Omloop 1
•
Circulatiepomp verwarming: klemmen 7, 8 en 9.
•
Kamerthermostaat met werking op de circulatiepomp:
Klemmen 10 en 11 - Op voorhand de shunt (10-11)
verwijderen.
•
Kamerthermostaat met werking op de brander:
Klemmen 12 en 13 - Op voorhand de shunt (12-13)
verwijderen.
Omloop 2
•
Circulatiepomp verwarming: klemmen 14, 15 en 16.
•
Kamerthermostaat met werking op de circulatiepomp:
Klemmen 17 en 18 - Op voorhand de shunt (17-18)
verwijderen.
•
Veiligheid te weinig water: klemmen 4 en 5. Op
voorhand de shunt (4-5) verwijderen.
•
Voedingskabel: klem 1 (blauw), 2 (Groen/geel) en 3
(rood).
-
Gebruik een soepele kabel van 3 x 0,75 mm
van het type H05VV-F.
-
De draadklemmen gebruiken om iedere toevallige
uitschakeling te vermijden.
De aardingsdraad moet langer zijn tussen zijn
aansluitklem en de draadklem dan de 2 andere draden.
De draadklem kan in ook welke kant gebruikt worden
volgens het aantal of de dikte van de kabels.
Gebruiksaanwijzing "1150"
TSa, TMx
TSa, TMx
O
a
b
c
TSé, TCh
TSé, TCh
T.G
c
1
2
c
1
2
IMIT
JAEGER
1
2
4
Landis
1
2
3
TMx (85°C)
c
a
6
b
TA1/Br
13
12
7
12
Figuur 17 - Principieel electrisch schema
2
minimum
V-B
TSé
5
c
3
a
b
Br
CC1
TA1/C1
11
10
9
CC2
TA2/C2
18
17
16
2.10 Verificatie en inwerkingstelling
•
De installatie spoelen en de dichtheid ervan
kontroleren.
•
De installatie met water vullen.
F
Belangrijk ! De sanitaire boiler vullen en onder
druk zetten voordat men met het vullen van de
installatie begint.
-
Gedurende het vullen van de installatie, niet de
circulatiepomp laten draaien, alle afblaaskranen
openen van de installatie ten einde de lucht te
verwijderen van de kanalisaties.
-
De afblaaskranen sluiten en het water laten
bijkomen totdat de druk van de kringloop tussen
1,5 en 2 bar komt.
•
De warmtewisselaar ontluchten (kent. 15, fig. 9).
•
De klassieke verificaties uitvoeren van de brander en
zijn energie aanvoer.
•
Kontroleren of de kalibrering van het spuitstuk evenals
d e r e g e l i n g v a n d e v e r b r a n d i n g s k o p w e l
overeenkomen met het gewenste vermogen van het
toestel.
•
De goede inplanting van de turbulatoren kontroleren.
•
De goede hechting van de elektrische aansluitingen op
de aansluitklemmen controleren.
•
Het toestel op het net aansluiten en inschakelen (zie
instrukties voor de gebruiker).
2.11 Regeling van de brander
Zie de gebruiksaanwijzingen van de brander.
V-M
1
1
V-C1
7
14
N
1
Bc
Co
Bd
13