De toestellen aansluiten
— Leg kabels niet op plaatsen die heet kun-
nen worden, zoals dicht bij de kachel.
— Sluit de gele kabel niet op de accu aan via
een gat in het motorcompartiment.
— Dek alle ongebruikte kabelaansluitingen af
met isolatietape.
— Maak de kabels niet korter.
— Verwijder nooit de isolatie van de voedings-
kabel van dit toestel om andere apparaten
van stroom te voorzien. De stroomcapaci-
teit van de voedingskabel is beperkt.
— Gebruik een zekering met het voorgeschre-
ven vermogen.
— Verbind de negatieve luidsprekerkabel
nooit rechtstreeks met de aarding.
— Voeg de negatieve kabels van verschillende
luidsprekers nooit samen.
! Als dit apparaat aan staat, wordt het bedie-
ningssignaal doorgegeven via de blauw/witte
kabel. Verbind deze kabel met de afstandsbe-
diening van een externe versterker of met de
bedieningsaansluiting van de automatische
antenne van het voertuig (maximaal 300 mA,
12 V gelijkstroom). Als het voertuig is uitgerust
met een glasantenne, verbindt u deze met de
voedingsaansluiting van de antenne-booster.
! Verbind de blauw/witte kabel nooit met de voe-
dingsaansluiting van een externe versterker of
automatische antenne. Anders kan de accu
leeglopen of kan er storing optreden.
! IP-BUS-aansluitingen hebben een kleurcode.
Sluit aansluitingen van dezelfde kleur op elk-
aar aan.
! De zwarte kabel is de aarding. Dit toestel moet
gescheiden worden geaard van andere appa-
raten (met name apparaten die veel stroom
verbruiken zoals een versterker). Anders kan
er brand of storing ontstaan wanneer de aar-
ding per ongeluk losraakt.
Hoofdstuk
01
83
Nl