3. Gebruiksaanwijzing en werking
3.1
Regeltoetsen
NL
Achteruit
2
(selectie / instelmodus)
De regulatie kan alleen met de drie toetsen onder het dis-
play worden bediend. Met de rechtertoets (>) (1) gaat u
naar het volgende menu of vergroot u de waarde van de
instelling. De linkertoets (<) (2) werkt tegengesteld.
De instelparameters verschijnen na de gemeten waar-
den. Om naar deze parameters te gaan, moet u de rech-
tertoets 2 sec. ingedrukt houden vanaf de waarde tc. Als
het display een instelparameter aangeeft, verschijnt het
woord SEt. Voor het vastleggen van een waarde drukt u
op de middelste toets (SET) (3).
➤ Selecteer de gewenste parameter met de toetsen 1
en 2
➤ Druk kort op de toets 3 ; het woord „SEt" knippert
➤ Stel de waarde in met de toetsen 1 en 2
➤ Druk kort op de toets 3 : de ingestelde waarde wordt
opgeslagen (het woord „SEt" knippert niet meer)
Indicaties die de LED geeft:
Continu groen:minstens één relais is gesloten
Continu rood:alle relais zijn geopend
Knipperend groen/rood:initialisatiefase, sensor defect,
handmatige modus of overschrijding van de maximum
opslagtemperatuur
Vooruit
1
3
SET
3.2
Algemene beschrijving van de wer-
king
In de automatische modus werkt de DIEMASOL B regu-
latie volgens de volgende regulatieprincipes:
➤ De zonnestraling verwarmt de warmteoverdracht-
vloeistof van de collector. Om de regulatie te starten,
moet de temperatuur bij de collector ten minste 30 °C
zijn met een temperatuurverschil van 10 K ten op-
zichte van de boiler.
➤ In de zelfkalibratiefase die erop volgt (instelparame-
ter tu, fabrieksinstelling 3 minuten) draait de zonne-
pomp (relais 1) op volle snelheid (100 %).
➤ Vervolgens wordt de snelheid dynamisch geregeld,
afhankelijk van een referentietemperatuurverschil
(instelparameter DT, fabrieksinstelling 20 K).
➤ Als de temperatuur van de zone-inversie voor de boi-
ler is bereikt (instelparameter SZ, fabrieksinstelling
55 °C), schakelt relais 2 de inversieschuifkraan op de
bovenste zone van de boiler zodat de gebruiker kan
beschikken over sanitair warm water met een aange-
name temperatuur.
➤ De boiler laadt zich op afhankelijk van de beschikba-
re warmte en wordt onderbroken als de maximum op-
slagtemperatuur is bereikt (instelparameter SX,
fabrieksinstelling 60 °C).
➤ Als de collector zijn maximum temperatuur bereikt
(instelparameter CX, fabrieksinstelling 120 °C), scha-
kelt de zonnepomp in die het systeem moet koelen
tot de temperatuur 5 K lager is dan de parameter CX
of tot de maximum opslagtemperatuur (80 °C) is
overschreden. Als de temperatuur van de collector la-
ger is dan de temperatuur van de boiler, wordt het
energieoverschot afgegeven door de buizen en de
collector tot de boiler opnieuw onder zijn maximum
temperatuur is.
➤ De hoeveelheid onder normale omstandigheden van
de collector naar de boiler overgedragen warmte is te
zien aan de parameter AH ; de waarde wordt perma-
nent geactualiseerd.
30