Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
5.2.6. o
/ c
pen
lose
Klemmen "10 & 1". Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan
die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen en/of sluiten van de staaf. Het gedrag van deze ingang wordt
bepaald door de dipschakelaar 2, zie paragraaf 6. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led DL.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
5.2.7. s
top
Klemmen "10 & 14". Rustcontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan
die, door het contact te openen, het commando moet geven de staaf onmiddellijk te stoppen en het eventuele automatische hersluiten
te deactiveren. Na dit contact te hebben geactiveerd, moet, om de normale geprogrammeerde cyclus te hervatten, op een willekeurige
impulsgever worden gedrukt die het commando geeft voor het openen en/of sluiten van de staaf. De status van deze ingang wordt
gesignaleerd door de led DL4.
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
5.2.8. v
eiligheidsvoorzieningen
Klemmen "10 & 15". Rustcontact. Op deze klemmen moet een willekeurige veiligheidsvoorziening worden aangesloten (bijv. fotocellen)
die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van de staaf. Deze voorzieningen kunnen alleen actief zijn tijdens het sluiten, of
actief zijn tijdens zowel het sluiten als het openen, afhankelijk van hoe dipschakelaar 6 wordt ingesteld, zie paragraaf 6.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moet een verbinding worden gemaakt tussen klem 4 en klem 15.
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
Actieve beveiligingen tijdens het sluiten
Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoorzieningen worden geactiveerd, draait de besturingseenheid onmiddellijk de beweging van de
staaf om tot hij helemaal open is, zonder - indien dat is ingesteld - het automatisch hersluiten van de staaf te deactiveren.
Actieve beveiligingen tijdens het sluiten en het openen:
In dit geval zijn de veiligheidsvoorzieningen actief tijdens beide bewegingen van de staaf. Als tijdens de sluitingsfase de veiligheidsvoor-
zieningen worden geactiveerd, draait de besturingseenheid onmiddellijk de beweging van de staaf om tot hij helemaal open is, zonder
– indien dat is ingesteld – het automatisch hersluiten van de staaf te deactiveren. Als tijdens de openingsfase de veiligheidsvoorzieningen
worden geactiveerd, stopt de besturingseenheid de beweging onmiddellijk, en houdt zij de staaf stil tot de beveiliging wordt gereset (obstakel
verwijderd); daarna zal de openingsmanoeuvre pas worden hervat.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led onder het contact.
5.3 AANSLUITING MOTOR
Bij de levering is het automatisch systeem ingesteld op een rechtse sluiting, met de motor aangesloten op de connector JP4. In geval van
een linkse sluiting moet de motor worden aangesloten op de connector JP5.
De sluitrichting wordt bepaald door vanaf de kant van het ontgrendelingssysteem naar het automatisch systeem te kijken. Als de staaf voor
het sluiten links van het automatisch systeem naar beneden gaat, heeft u een linkse sluiting, en andersom, als de staaf voor het sluiten
rechts van het automatisch systeem naar beneden gaat, heeft u een rechtse sluiting.
De twee motoren kunnen niet op dezelfde bedieningseenheid worden aangesloten.
5.4. BATTERIJEN-KIT
De kaart kan op een batterijen-kit worden aangesloten, zie prijslijst, zodat het automatisch systeem kan blijven werken als de stroom
uitvalt.
Raadpleeg de instructies van de mechanische onderdelen om de batterijen-kit correct in de motor te plaatsen.
De batterijen-kit moet worden aangesloten op de speciale connector JP2.
Op de besturingseenheid zitten 6 dipschakelaars, waarmee het gedrag van het automatisch systeem en van de daarop aangesloten
veiligheidsvoorzieningen kan worden bepaald. Het volgende schema bevat een overzicht van de gedraging van iedere dipschakelaar:
Automatisch sluiten: hiermee kunt u een automatische sluiting van de bar-schakelaar
Automatische sluiting geactiveerd
Automatische sluiting gedeactiveerd
Toelating OPEN / CLOSE: Hiermee kunt u de ingang gedrag OPEN / CLOSE te selecteren
Opent / stop / Sluit / Stop / Opent / ...
/ stop / Sluit / Stop / Opent / ...
Opent / Sluit / Opent /....
/ Sluit / Opent /....
Sluit / Opent /....
/ Opent /....
6. INSTELLEN DIPSCHAKELAAR
Sluit / Stop / Opent / ...
/ Stop / Opent / ...
Opent / ...
/ ...
Opent /....
/....
E604
Pagina 49
Gids voor de installateur