Bij een waarde van meer dan 1400 A DC verschijnt op het display "-OL" of "+OL" afhankelijk
van de polariteit van de gemeten stroom.
Bij een waarde van meer dan 1400 A piek (AC) verschijnt op het display "OL".
Specifieke eigenschappen in MIN/MAX-modus:
Invangtijd van de extremen: ongeveer 100 ms, weergegeven om de 400 ms.
Specifieke eigenschappen in PEAK-modus:
ntrinsieke fout: 10% L +5 pt .
Invangtijd van de PEAK-waarde: 1 à 4 ms afhankelijk van de PEAK-waarde.
Meting van de continuïteit
• Sluit de meetsnoeren aan op de aansluitklemmen van het toestel.
• Zet de draaischakelaar op positie "continuïteit Ω".
• Sluit het toestel aan op de te meten weerstand. Zodra het contact is gemaakt (gesloten circuit), is de buzzer
permanent actief als de waarde van de gemeten weerstand lager ligt dan 40 Ω (waarde programmeerbaar tussen
1 en 40 Ω).
Deze meting wordt uitsluitend voor het meetgebied 400 Ω uitgevoerd. Er is geen manuele of automatische
wijziging van meetgebied. Bij een weerstand van meer dan 400 Ω verschijnt "OL" op het display.
Er is geen compensatie van de weerstand van de meetsnoeren (meting van
zwakke weerstand).
Men kan de minimum en maximum waarden van de lopende registratie opvragen door enkele malen op
de MIN/MAX-toets te drukken.
Instelling van de continuïteitsdrempel: terwijl u de gele toets ingedrukt houdt, zet u de schakelaar op
positie Ω vertrekkende van OFF. Wijzig daarna de waarde door op de gele toets te drukken.
Meting van de weerstand
• Sluit de meetsnoeren aan op de aansluitklemmen van het toestel.
• Zet de draaischakelaar op positie "Ω".
• Druk heel kort op de gele toets om de functie "Ω " te selecteren.
• Sluit het toestel aan op de te meten weerstand.
De meting van de weerstand gebeurt in 4 meetgebieden: 400 Ω, 4000 Ω, 40 kΩ en 400 kΩ,
maar de buzzer wordt niet geactiveerd voor meetgebied 400 Ω, in tegenstelling tot de meting
van de continuïteit. Het toestel selecteert automatisch het meetgebied.
Bij een weerstand van meer dan 400 kΩ, verschijnt OL op het scherm.
Er is geen compensatie van de weerstand van de meetsnoeren (meting van
zwakke weerstand).
Men kan de minimum en maximum waarden van de lopende registratie opvragen door enkele
malen op de MIN/MAX-toets te drukken.
KENMERKEN VAN DE METING VAN DE WEERSTAND EN DE CONTINUÏTEIT
Weergavebereik
Gespecificeerd meetgebied
Resolutie
Intrinsieke fout bij de meetsnoeren die
met het toestel worden meegeleverd
Spanning bij open circuit
Meetstroom
Buzzer continuïteit
Drempel voor de uitschakeling
van de buzzer
Bij een waarde die hoger ligt dan de maximum waarde van het grootste weergavebereik
verschijnt "OL" op het display.
Specifieke eigenschappen in MIN/MAX-modus:
• Invangtijd van de extremen:ongeveer 100 ms, weergegeven om de 400 ms.
400 Ω
4000 Ω
0,0-399,9 Ω 400-3999 Ω 4,00-39,99 kΩ 40,0-399,9 kΩ
0,1 Ω
1 Ω
1%L ± 7 pt
240 µA
30 µA
Ja
Nee
1 tot 40 Ω
40 kΩ
10 Ω
1%L ± 2pt
≤3,2 V
30 µA
Nee
400 kΩ
100 Ω
3,75 µA
Nee
39