Nederlands
INSTALLATIE-INSTRUCTIES (Fig.1)
1. Verwijder de afdekplaat À À À À À zoals aangegeven.
2. Open de detector Á Á Á Á Á en verwijder de elektronische module      . Let U er op dat
U de pyroëlektrische sensor à à à à à niet aanraakt.
3. Naargelang de configuratie één of beide kabelopeningen Ä Ä Ä Ä Ä uitbreken.
4. De detector dient op een hoogte tussen 1,8 en 3,0 meter gemonteerd te
worden.
5. Kies de montage-gaten voor hoekmontage Å Å Å Å Å of wandmontage Æ Æ Æ Æ Æ .
6. Gebruik de basis als sjabloon om aan te duiden waar de schroefgaten op
de wand komen.
7. Bevestig de basis aan de wand.
8. Strip de kabel(s) ongeveer 5 cm, steek hem door de kabelinvoer Ä Ä Ä Ä Ä en zet
hem vast in de trekontlastingsklem È È È È È .
9. Zet de elektronische module      terug en bedraad zoals aangegeven
(Fig. 4-5).
10. Plaats de deksel Á Á Á Á Á monteer de schroef Ç Ç Ç Ç Ç en plaats afdekplaat À À À À À .
De DD490 series detector is een geverifieerde PIR en dient zodanig geïnstalleerd
te worden dat een maximale PIR detectie wordt bereikt. De beste detectie wordt
derhalve bereikt bij een verwachte bewegingsrichting van een indringer haaks
of diagonaal door het detectie veld.
PROJEKTERING VAN DE DETECTOR
De gebruikte dual detectiemethodes maken deze detector zeer ongevoelig voor
ongewenste alarmen. Vermijd echter zoveel mogelijk stoorbronnen die de
detector onstabiel maken, zoals:
Voor PIR (passief infrarood):
-
Direct zonlicht op de detector.
-
Warmtebronnen binnen het waarnemingsveld.
-
Sterke luchtstromen op de detector.
-
Dieren binnen het waarnemingsveld.
Voor radar:
-
Trillingsgevoelig montageoppervlak.
-
Metalen oppervlakken die de radarenergie terugkaatsen.
-
Waterstroming door plastic pijpen.
-
Verwarmings- of airconditioningsbuizen die recht op de detector gericht
zijn.
LOOPTEST LED FUNKTIES (Fig. 3)
Voordat u deDD495/DD496 series kunt looptesten, dient u jumper J3 in de ON
positie te zetten, of de LED dient op afstand te zijn ingeschakeld..
In de DD497/DD498 serie dient de LED te worden ingeschakeld met behulp van
"CV" op aansluiting 10.
Selekteer de benodigde funktie van de LED met jumper J1.
DUAL
= Detector Alarm. De LED licht op wanneer de detector in
RADAR
= Radar Alarm.
PIR
= PIR Alarm.
Gebruik "RADAR" en "PIR" indien nodig om het detectiepatroon te controleren
van de verschillende detectiemethodes.
INSTELLING VAN HET BEREIK (Fig. 3)
Programmeer het bereik met jumper J4.
20 m = maximaal bereik tot 20 m.
12 m = midden
bereik tot 12 m.
7 m = minimum bereik tot 7 m.
Selekteer altijd het kleinste bereik dat nodig is voor het te beveiligen gebied.
1) Selecteer de PIR optie op jumper J1.
Verifieer PIR detectieveld en wijzig indien nodig.
2) Selecteer de RADAR optie op jumper J1.
Verifieer RADAR detectieveld en wijzig indien nodig.
3) Selecteer de DUAL techniek optie op jumper J1.
Verifieer het detectieveld en wijzig indien nodig.
LED JUMPER EN SCHAKELEN VAN DE LED OP AFSTAND (Fig. 3)
(DD495/DD496)
Zet jumper J3 naar de positie OFF/REMOTE. De LED is nu uitgeschakeld. Deze
kan weer worden ingeschakeld door de jumper J3 terug te zetten naar ON of
door het aanbrengen van een 0 V spanning op aansluiting 8.
alarm is.
Relais schakelt zoals de LED.
De LED licht op wanneer de radar optie in
alarm is.
Relais is continu in alarm.
De LED licht op wanneer het signaal van
de PIR optie boven het alarm niveau stijgt.
Relais is continu in alarm.
ALARMGEHEUGEN (Fig. 3b & 4)
(DD497/DD498)
Let op: Allereerst dient de polariteitsaansturing ("CV") van het alarmgeheugen
via jumper J2 ingesteld te worden .
Sluit "CV" aan op aansluitklem 9 van de detector als het systeem ingeschakeld
is. Verwijder de "CV" als het systeem uitgeschakeld wordt. In geval van alarm
tijdens ingeschakelde toestand, gaat de LED knipperen op de detector of
detectoren die in alarm zijn gegaan. Door de "CV" weer aan te sluiten (d.i. het
systeem inschakelen) reset u de LED indicatie in het geheugen.
IN- EN UITSCHAKELEN LED VAN OP AFSTAND
Om de detector uit te lopen moet de "CV" naar aansluitklem 9 niet aangesloten
zijn (systeem uitgeschakeld). Sluit de "CV" aan op aansluitklem 10. De detector
LED zal nu oplichten en uitgaan tegelijk met het openen of sluiten van het
alarmrelais. Dit maakt de looptest mogelijk.
Let op 1: Het inschakelen van de looptest zal het alarmgeheugen niet resetten.
Wanneer u het systeem heeft uitgeschakeld na een alarm, kunt u de looptest
inschakelen. Als u de looptest uitschakelt, zullen de alarmindicaties die in het
geheugen opgeslagen zijn weer oplichten. Alleen door "CV" aan te sluiten op
aansluitklem 9 (d.i. het systeem weer inschakelen) reset u de LEDs en het
geheugen.
Let op 2: Om de looptest in te schakelen, zonder aansluiten op een "CV"
ingang op afstand, kunt u een draadbrug tussen klemmen 2 en 10 aansluiten,
J2 = "+".
RADAR OPTIE UITSCHAKELEN
De DD497/DD498 hebben een toegevoegde optie, dat als het
systeem is uitgeschakeld en de looptest uit staat, de radarzender wordt
uitgeschakeld. De detector zal dan werken als een PIR detector. In alle
andere instellingen zal de detector werken volgens de dual techniek
methode.
KEUZE VAN HET DETECTIEPATROON (Fig. 5-10)
Maskeer de ongewenste spiegelgordijnen met de meegeleverde stickers en
zet de module terug.
Voorbeeld:
In Fig. 5 vindt u een detectiepatroon waarbij gordijnvelden 3A & 3B, 6A en 7B
gemaskeerd zijn.
Verwijderen van sticker(s) kan het spiegeloppervlak beschadigen!
Het detectiepatroon kan worden aangepast aan de specifieke behoefte van de
te beveiligen ruimte (zie Fig. 6-10). Maskeer de voor het detectiebereik niet
noodzakelijke gordijnen om te voorkomen dat ze gericht worden op muren of
ramen in de zeer nabije omgeving.
VENSTERAFDEKKAPJE (Fig. 11)
Voor mogelijke vals alarm bronnen, binnen het bereik van 1,5 m of onder de
detector, is het afdekkapje aan de binnenkant van het venster bevestigd.
Hierdoor wordt het deel van het bereik van de gordijnvelden uitgeschakeld, dat
anders de detector zou kunnen destabiliseren.
- 5 -