Uw bandzaag is uitgerust met een motorbeveiligingsfunctie
die bestaat uit een vermogenschakelaar waardoor de
motor niet meer stroom kan opnemen dan de maximum
geprogrammeerde opgenomen stroom. Als tijdens het zagen
deze beveiliging inschakelt, vermindert u de zaagkracht
een beetje: het zaagmes zal langer mee gaan en precies
en schoon zagen.
2.4
DE MACHINE PLAATSEN/BEDIENINGSPOST
(Afb. 2)
Plaats de machine zoals beschreven in de paragraaf 2.2. op
een vlakke bank zodat de koelvloeistof in de opvangbak kan
vloeien tijdens het zagen.
Houd voor uw werkhouding rekening met de ergonomische
criteria voor deze bewerkingen: de ideale hoogte is de hoogte
waarbij u het vlak van de materiaalklem tussen 90 en 95
centimeter van de vloer kunt zetten (Afb. 2).
Knip nu de strip door waarmee het hoofdgedeelte van de
machine omlaag wordt gehouden en verwijder de houten
beveiliging die aangebracht is voor het transport.
VOORZICHTIG: Lees aandachtig de inhoud van
de twee signaleringsbordjes voordat u begint te
werken met de machine.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat de machine in
een geschikte werkruimte staat, zowel wat de
temperatuur en andere omgevingscriteria betreft,
als wat de verlichting betreft: de algemene
condities van de omgeving waarin u met een
machine werkt, zijn van fundamenteel belang om
ongevallen te voorkomen.
INDUCTIE-UITVOERING (Afb. 5)
Til nu het hoofdgedeelte van de machine op en steek het
ringetje van de veringspanner A op de pal B; bevestig nu de
veerring C in de daarvoor bestemde gleuf op dezelfde pal
zodat de spanner er niet uit kan schieten.
3
REGELINGEN
3.1
DE ZAAG SPANNEN (Afb.4)
Draai het handwiel B naar rechts totdat het groene lampje
C aangaat.
OPGELET: Het spansysteem is uitgerust met een
veiligheiddsmicro waardoor de machine niet kan
werken als de zaag niet goed is gespannen.
3.2
MAATSTANG (Optioneel) (Afb.6).
Als u stukken moet zagen die allemaal even lang zijn, kunt
u hiervoor de maatstang gebruiken die bij de machine hoort
zodat u niet steeds elk stuk telkens weer op dezelfde maat
moet zetten.
Voordat u de stang op de goede maat zet, zet u de
hoofdschakelaar B (Afb. 8-3) op 0 (nul).
Draai de stang A in de opening op de basis en zet de stang
vast met de moer B; draai aan het handwiel C en plaats de
aanslag D op de gewenste afstand van de zaag; zet het
handwiel C weer vast.
52
3.3
ZAAGHOEK (Afb.7)
De machine kan schuin hoeken van 0° tot 60° zagen.
Om het hoofdgedeelte van de machine los te maken zodat dit
kan draaien, maakt u de hendels A op het draagstel los.
Draai het hoofdgedeelte naar links tot tegen de aanslag die
per fabriek is afgesteld op 60°.
Om de aanslag op 45° te zetten, maakt u het handwiel E los,
trekt u de beugel D tot op de eindaanslag die samenvalt met
het einde van de stelopening in de beugel zelf, waarna u het
handwiel E weer vastzet ; als u nu het hoofdgedeelte van
de machine naar links draait, zal het automatisch stoppen
op een hoek van 45°.
Om de aanslag weer op 60° te zetten, herhaalt u de
handelingen die hierboven zijn beschreven waarbij u de
beugel D weer in zijn originele stand zet.
Voor alle hoekstanden tussen deze twee hoeken in laat u
de wijzer C op het draaistel samenvallen met de stand op
het plaatje B.
3.4
ZAAGSNELHEID (Afb.8-3)
UNIVERSELE UITVOERING (Afb. 8)
Deze bandzaag is uitgerust met een systeem voor de
snelheidscontrole (CESC - Constant Electronic Speed
Control), een elektronisch systeem dat zorgt voor een
traploze en continue snelheid die wordt aangepast aan het
type en de dikte van het materiaal dat wordt gezaagd (zie
de ZAAGTABEL).
U kunt dus de meest geschikte zaagsnelheid kiezen met de
snelheidsregelaar A voor een hogere of lagere snelheid.
INDUCTIE-UITVOERING 2 SNELHEDEN (Afb. 3)
Gebruik de snelheidschakelaar B om de meest geschikte
zaagsnelheid te kiezen voor het materiaal en de materiaaldikte
die u wenst te zagen (zie de ZAAGTABEL) .
3.5
MOBIELE ZAAGGELEIDER (Afb.4).
Met de mobiele zaagmesgeleider D met ingebouwde
beveiligingen waarmee uw bandzaag is uitgerust, kunt
u tijdens het zagen altijd het nodige zaagmesgedeelte
begeleiden en het andere gedeelte dat u niet gebruikt
volledig afschermen. Maak de hendel E los en zet de
zaagmesgeleider D dichter bij of verder af van het stuk dat
u moet snijden, zoals op de afbeelding
OPGELET: Als u dit niet doet, blijft het
zaagmesgedeelte dat u niet gebruikt tijdens het
zagen onbedekt, wat extra gevaar oplevert en
bovendien de zaagkwaliteit in gevaar brengt.
3.6
DE LAGERS OP DE ZAAGGELEIDER (Afb.9).
Om het zaagmes gemakkelijker te vervangen en voor een
perfecte zaagmesgeleiding, zijn de uitwendige geleiders A
van de zaag excentrisch en afstelbaar. Deze geleiders dienen
altijd lichtjes het zaagmes te raken zodat ze meedraaien als
de zaag draait maar niet vast gaan zitten. Om de excentrische
zaagmesgeleiders te verstellen, draait u een beetje met een
sleutel van 10 mm aan de schroefkop B.